Posts

Posts uit maart, 2010 tonen

Gert Oostindie. Postkoloniaal Nederland. Vijfenzestig jaar vergeten, herdenken, verdringen. Amsterdam: Bert Bakker, 2010.

Afbeelding
Toen Gert Oostindie (1955) op de lagere school zat, was hij bang dat hij ooit verliefd zou worden op een katholiek meisje. Want hoe zouden de diepe culturele kloof tussen hem als gereformeerde jongen en zo'n rooms kind ooit overbrugd kunnen worden? Dat vertelt Oostindie in het voorwoord van zijn boek Postkoloniaal Nederland. Vijfenzestig jaar vergeten, herdenken, verdringen. Inmiddels is hij specialist in de Nederlands-Caraïbische geschiedenis, hoogleraar in Leiden, directeur van het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde en, alweer blijkens het voorwoord, getrouwd met een vrouw uit een van onze vroegere koloniën. Dat voorwoord misstaat Postkoloniaal Nederland niet. Het opmerkelijkste aan dit boek is dat de toon ervan tegelijkertijd neutraal en persoonlijk is. Het onderwerp — de manier waarop Nederland in de afgelopen decennia is omgegaan met zijn koloniale verleden en met de mensen die uit de voormalige koloniën naar ons land gekomen zijn — is gevoelig. Vooral bi

Denis Diderot. Jacques le fataliste et son maître. Paris: Immateriel.fr, 2004 (1796)

Afbeelding
Dit is een verdrietig stukje. Mij is overkomen waar iedere herlezer voor vreest: ik ben een boek kwijtgeraakt. Jacques le fataliste was misschien wel de allereerste klassieker die ik ooit las. Ik had het boek als scholier gekregen van de Franse ambassade, als prijs, omdat ik de beste van de klas was in Frans (of zoiets, ik weet het niet meer precies) en heb het voor mijn eindexamen gelezen. Ik vond het prachtig, precies het soort boek dat bij iemand de liefde voor de letteren kan doen gloeien. Het vertelplezier spatte ervan af, en ineens kwam de achttiende eeuw heel dichtbij. De mensen die toen leefden, bleken ook mensen , met een liefdesleven, en met humor, en met gedachten over hoe het nu allemaal moest in de wereld. Ach, ach. Nu ik het dan eindelijk herlas, vele honderden boeken later, die ik deels misschien wel ben gaan lezen omdat ik Jacques le fataliste ooit zo mooi vond, nu kon ik mijn gedachten er niet meer bij houden. Ik begrijp eigenlijk vooral niet wat ik nu met dit boek a

William Shakespeare. Macbeth. London: BBC, 2009 (1983).

Afbeelding
Inmiddels houd ik dit dagboekje op het internet zo lang bij dat ik inmiddels toe ben aan de eerste herlezing waarvan ik de eerste keer ook gedocumenteerd heb. Behalve dat het hier de eerste keer zeker niet om een lezing ging: bijna precies acht jaar geleden woonde ik een voorstelling bij van Macbeth, waarvan ik niet heel erg onder de indruk was , en waarvan ik me nu ook nog maar weinig herinner, behalve dat Pierre Bokma inderdaad briljant was. Indertijd hield ik ook nog toneelvoorstellingen bij in dit dagboekje. Dat doe ik nu niet meer, onder andere omdat ik geen toneelvoorstellingen meer bijwoon. Wel heb ik onlangs een doos gekocht met daarin alle dvds van de serie die de BBC in de jaren tachtig maakte met alle stukken van Shakespeare. En daarvan heb ik nu dan Macbeth gezien (en meegelezen via de ondertitels), in een voorstelling die elders op het internet niet altijd even enthousiaste reacties krijgt, maar die ik prachtig vond. Anders dan de vorige keer werd ik nu wel geheel en al m

Christiaan Weijts. Via Cappello 23. Amsterdam: De Arbeiderspers, 2009 (2008)

Afbeelding
Een oio bij Kunstgeschiedenis in Leiden legt het aan met een eerstejaars met kunstzinnige ambities. Ze maken amateurpornofilmpjes die door een jaloers vriendje van de eerstejaars op het internet worden gezet. Een journalist belandt tijdens een opdracht in Venetië in bed bij een medewerkster van een kunstzinnig reisbureau, en brengt daarover een boekje uit. Er is geen privé-leven meer in de wereld van Via Cappello . Christiaan Weijts is een interessante schrijver, door de manier waarop hij een (een beetje) spannend verhaal weet te doorspekken met allerlei verbazingwekkende theorieën. In zijn eerste roman Art. 285b ging dat bijvoorbeeld over Scarlatti, in dit geval ontvouwt hij onder meer de gedachte dat als je alle schilderijen met een model uit de geschiedenis achter elkaar krijgt, je de ontwikkeling ziet van een amateurpornofilm: in de eerste beelden van enkele honderden jaren geleden zie je een verlegen vrouw, die zich gaandeweg uitkleedt, haar verlegenheid verliest en uiteindelijk

Joost Zwagerman. Duel. Amsterdam: CPNB, 2010.

Tjonge. Van Joost Zwagerman heb ik, geloof ik, één roman gelezen. In ieder geval is Gimmick de enige die ik me kan herinneren. Het maakte geen grote indruk, net zomin als de essays die ik later las. Hij leek me wel een vakman, maar ik wist niet zeker of ik tijd moest besteden aan een vakman. Maar het boekenweekgeschenk probeer ik ieder jaar te lezen, en Zwagerman schreef dat nu eenmaal dit jaar, Duel , een verhaal over een jonge directeur van een museum voor moderne kunst, die ermee wordt geconfonteerd dat een van zijn topstukken, de Rothko, op een ingenieuze manier uit zijn museum is gestolen door een kunstenares, die er een nieuw kunstwerk van maakt door de Rothko zomaar in het wild te exposeren in scholen, bejaardenhuizen en buurtcentra in heel Europa. Duel is spannend, is goed geschreven, is grappig, en geeft je wat om over na te denken - over kunst, over hoge en lage kunst, over echt en namaak, over ambities. Eindelijk heeft Joost Zwagerman zijn bestemming gevonden: sch

Titaantjes waren we. Schrijvers schrijven zichzelf. Amsterdam: CPNB, 2010.

Afbeelding
De Commissie voor Propaganda van het Nederlandse boek had een idee: een bundel met 75 brieven van hedendaagse Nederlandse schrijvers aan hun jongere ik. Het was een goed idee, omdat het zoveel mogelijkheden biedt. In de eerste plaats natuurlijk omdat het klassieke beeld van de Nederlandse schrijver er een is van iemand die maar al te graag naar zijn jeugd omziet. Maar ook omdat het spelletje met de tijd ruimte biedt voor de fantasie. Of voor essayistiek. Of voor humor. Het viel me niet mee. De Nederlandstalige schrijvers weten maar weinig variatie op te brengen. Afgezien van een humeurige uithaal van Tom Lanoye, wordt er nooit iemand boos op zijn jongere zelf, laat staan dat iemand ongenadig begint te schelden. Afgezien van een spelletje van Erwin van de Vendel gaat er niemand op een heel ingewikkelde manier met de tijd aan de haal. Vooral valt op hoe verliefd bijna alle schrijvers op zichzelf zijn. Tomas Lieske is de enige die dit expliciet maakt, maar het spat ook elders van de pagin

Italo Calvino. If on a Winter's Night a Traveller. Truly-free.org, 2009 (1979).

Afbeelding
Als je voor het eerst in je leven een illegaal gedownloaded boek leest, kan dat het best If on a Winter's Night a Traveller van Italo Calvino zijn, dat boek waarin de lezer ondergesneeuwd raakt in de beginfragmenten van allerlei romans van over de hele wereld, en uiteindelijk uit zijn leesstoel opstaat om zelf op onderzoek te gaan, een andere lezer tegenkomt, een lezeres zelfs, en met haar verzeild raakt in een wereld van onbetrouwbare vertalers, wanhopige schrijvers, verbitterde literatuurwetenschappers en censors die stiekem 's avonds op hun computer verboden boeken lezen. If on a Winter's Night a Traveller is vooral heel erg grappig. Op zeker moment komt de lezer (die de hele tijd met jij wordt aangesproken) in een land waarin revolutionairen en contrarevolutionairen in een wurggreep verzeild zijn geraakt. De vrouw die hem bevrijdt of arresteert legt uit: I'm an infiltrator, a real revolutionary infiltrated into the ranks of the false revolutionaries. But to avoid

Alfred Döblin. Berlin Alexanderplatz. Frankfurt a.M.: Fischer Verlag, 2009 (1929)

Afbeelding
Ik ben net Rainer Maria Fassbinder. In een artikel vertelde die filmer, die een 15 uur durende verfilming maakte van de grote roman Berlin Alexanderplatz , dat hij zich de eerste honderd bladzijden van dat boek een beetje verveelde, maar dat hij toen gegrepen werd. Ik heb dat ook en ik denk te weten waar het door komt. Berlin Alexanderplatz is een litanie, een lange maalstroom van taal, waarin dan weer brokstukken van liedjes of van de bijbel of van de route van een tramlijn opduiken, een tijdje blijven rondzingen, dan verdwijnen om soms later weer terug te komen. Het is een maalstroom waaraan je je moet overgeven, waardoor je je moet laten meevoeren, recht over het verhaal van Franz Biberkopf, die aan het begin van het verhaal (het is dan 1928, een jaar voor de roman zal verschijnen) uit de gevangenis in Tegel komt, waar hij heeft vastgezeten omdat hij zijn vriendin heeft doodgeslagen, en dan eerlijk probeert te blijven in een half crimineel milieu. Berlin Alexanderplatz ademt de sf

Sarah Bakewell. How to Live. A Life of Montaigne in One Question and Twenty Attempts at an Answer. London: Chatto & Windus, 2010.

Afbeelding
In een bekend citaat uit zijn Essais vertelt de Franse zestiende-eeuwse schrijver Michel de Montaigne hoe hij met zijn kat speelt, en zich dan ineens afvraagt: speel ik met haar, of speelt zij met mij? Soms heeft hij geen zin, en soms probeert hij haar over te halen om te spelen. Maar hetzelfde geldt voor haar. Ik ben Montaignes essays aan het lezen. het eerste deel heb ik uit en nu ben ik al een tijdje met het tweede bezig. Ik had behoefte aan wat achtergrondinformatie en toen ik in een boekwinkel in Londen een nieuwe biografie van Montaigne zag staan, in de gedaante van een zelfhulpboek, kocht ik het en las het in een weekeinde. How to Live is meer dan een zelfhulpboek of een biografie. Het beschrijft ook hoe het nageslacht met Montaigne is omgegaan; hoeveel woede hij opwekte bij Pascal en Descartes, die er allebei om uiteenlopende redenen van overtuigd waren dat de mens naar het absolute moest streven — iets waarvoor de gematigde, schipperende schrijver met het oog voor het versc