Posts

Posts uit 2001 tonen
{P} Joost Zwagerman. Walhalla . Muntinga, 2001. Joost Zwagerman wil heel graag lage en hoge cultuur met elkaar verbinden, maar ik snap eigenlijk niet zo goed waaróm hij dat wil. Wat maakt het uit? Nou ja, als het maar aardige essays oplevert, toch? Jawel, maar dat is dan weer niet zo. Het is net alsof Zwagerman die low culture noch die high culture echt in de vingers heeft. Zijn stukken over Schopenhauer of Nabokov zijn bijvoorbeeld nogal saai en plichtmatig. Ik heb echt totaal geen nieuwe gedachte over die schrijvers gekregen sinds ik dit boek las. Maar ook zijn stuk over Madonna - een eindeloze opsomming van beschrijvingen van haar videoclips - of Prince - idem over zijn platen - vind ik weinig opwekkend of opwindend. Het mooist en het best zijn eigenlijk nog de stukken over bijvoorbeeld Camille Paglia - iemand die zelf de lage en de hoge cultuur met elkaar verbindt, in ieder geval volgens Zwagerman — ik heb nooit iets van haar gelezen. Dat maakt misschien wel duidelijk waarom Zwa
{P} Jan Wolkers. Mondriaan op Mauritius . De Bezige Bij, 1997. Is dit nou een goed of juist een slecht boek? Heel goed is het in ieder geval niet; daarvoor is het te rusteloos, te weinig geconcentreerd. [Over een natuurboek van een zekere Winkler] Naast de titelpagina bevindt zich een aantekening van een Prikkebeenachtig heerschap, dat inderdaat zijn pet gedecoreerd heeft met opgeprikte vlinders, met bengelend voor zijn buik een open botaniseertrommel waarin hij bezig is zoveel wilde planten te stouwen dat menige Hortus Botanicus er vandaag de dag door uit zijn voegen zou barsten. Iemand die heden ten dage zo'n boek zou laten verschijnen zou beslist hetzelfde lot ondergaan als de schrijver van de Duivelsverzen . En ditmaal terecht. Enzovoort. Het is onduidelijk wat Salman Rushdie met meneer Winkler of Prikkebeen te maken heeft. Een vreemd detail. Aan de andere kant: je moet het misschien allemaal ondergaan. Wolkers leidt je rond in zijn eigen rariteitenkabinet, waar allerlei snuis
{P} Michael Tolkin. Among the Dead . Faber & Faber, 1993. Volgens het omslag heeft een recensent van de New York Review of Books gezegd dat dit zo'n filmisch boek is. Dat is het helemaal niet; het aardige eraan is juist het niet-filmische, het feit dat de hoofdpersoon de hele tijd allerlei fantasieën en alternatieve scenario's in zijn hoofd heeft. Dat kun je nooit verfilmen. Het is wel merkwaardig om in deze tijd aan dit boek te beginnen: het gaat over een man die zijn vrouw en kind verliest in een vliegtuigongeluk: een wanhopige werknemer van een vliegmaatschappij laat een vliegtuig neerstorten. Het boek is aardig om te lezen, maar doet me uiteindelijk toch niet zoveel. Daarvoor zijn de problemen van de hoofdpersoon - hij heeft in zijn bagage een brief gestopt waarin hij zijn vrouw beken dat hij een verhouding heeft gehad, zijn vrouw heeft die brief echter al ontdekt voor ze vertrok, wat niet de bedoeling was; en de brief komt ongeschonden uit het vliegtuig en wordt de fo
{P} Michel Houellebecq. Lanzarote . Flammarion, 2000. Waarom zit er een apart boekje met foto's bij dit boekje? Samen in een cassette, nog wel, heel luxe, en het fotoboekje ook echt mooi vormgegeven. Maar de foto's zijn niet echt geweldig. Wat wil de schrijver ermee laten zien? Het decor van het verhaal? (Er staan geen mensen op die foto's.) Het verhaal, zelf, ach ja. Houellebecq is echt een slechte pornograaf, laat ik het zo zeggen. En een van de hoofdpersonen bekeert zich tot een potsierlijke sekte. En tirades tegen de islam interesseren me gewoonweg niet: wat kan mij het schelen? Tirades tegen de gereformeerde kerk interesseren me ook niet. Ik zie de dreiging misschien ook niet. ( 'Nog steeds niet!' ) Toch ook dit weer gelezen, toch zal ik ook het volgende misschien nog wel weer lezen. Omdat ik moet erkennen dat het misschien wel iets over 'onze tijd' zegt, en ik als ik eerlijk ben zelf niet zoveel ideeën heb over 'onze tijd'.
{P} Harry Mulisch. Bericht aan de rattenkoning. De Bezige Bij, 1966. Het opvallendste is misschien wel dat Mulisch zoiets nu niet meer schrijft, zo'n semi-opruiend boek over de gebeurtenissen in Amsterdam. Dat komt natuurlijk omdat die gebeurtenissen er niet meer zijn -- ook al komt er nu net als toen een koninklijk huwelijk aan, ook al gedraagt de koninklijke familie zich nog altijd even gruwelijk, ook al is onze huidige minister-president Wim Kok een minstens een vreselijke 'regent' als zijn voorgangers uit die jaren. Maar dat die gebeurtenissen er niet meer zijn komt natuurlijk ook doordat mensen als Mulisch niet meer over deze dingen schrijven, maar in plaats daarvan fantasierijke romans over de zoon van Hitler. Wat Mulisch over Hitler zegt in die laatste roman, is net zo goed (of misschien wel veel beter) op hemzelf van toepassing: een leeg vat, dat zich kennelijk vult met zijn omgeving. Toch (of misschien daardoor) geen oninteressante schrijver.
{P}. Gerrit Krol. De schrijver; zijn schaamte en zijn spiegels. Querido, 1981. Toen ik nog echt een Krol-lezer was, heb ik dit boekje ook al eens gelezen. Ik weet niet of me toen al opviel wat me nu opvalt - dat wat mij als lezer het meest aantrekt in dit proza eigenlijk nauwelijks besproken wordt: de stijl. Krol zegt er zelf wel dingen over. Zo als: Een schrijver A heeft een bepaalde stijl als je aan elke bladzijde van die schrijver kunt zien: die is van A. Maar daar zijn we nog niet veel mee opgeschoten. Natuurlijk heeft Krol een eigen stijl. Een typisch voorbeeld is: Mensen die zo zijn afgestemd dat alleen bij het horen van bepaalde regels hun emoties los komen; met dat soort emoties gaan ze door het leven. Zulke mensen zijn er niet veel, maar wat geeft dat? Hun waarde is er des te groter door en dat is nu net wat hen zo aan de literatuur bindt, ze hebben van tijd tot tijd zelfs kapsones. Dat is hun recht. Dat is het recht van mensen die zeldzaam zijn. Het gaat vooral om de adem,
{P} David Blatner, The Joy of Pi . Verschenen bij Penguin en gekocht bij de definitieve opruiming (helaas, helaas) van boekwinkel Ulysses op de Denneweg in Den Haag. Ik heb er nog veel meer gekocht ( Bericht aan de Rattekoning van Mulisch, 'De draagbare De Swaan', Dichtung und Wahrheit van Goethe , De schrijver, zijn schaamte en zijn spiegels van Krol), maar hier was ik het nieuwsgierigst naar en heb het meteen gelezen. Nou, het was nogal flauw, ik heb er weinig uit geleerd en het was ook niet leuk geschreven. Erg vervelend is het gescheld op en gezeur over de gekken die nog altijd proberen de kwadratuur van de cirkel te berekenen. Natuurlijk zijn dat gekken, maar daar hoef ik geen pagina's over te lezen. Het is net of Blattner een keer iets heel grappigs over dit onderwerp gelezen heeft en dat nog eens wil overdoen. Of dat hij enorm gefrusteerd is geraakt doordat hij altijd met die gekken geassocieerd is. Ach, nou ja.
{P} Het valt me nogal tegen, Plateforme van Michel Houellebecq. Van zijn vorige boeken ( Extension du domaine de la lutte en Particules Elementaire was ik nogal onder de indruk, zo woest, zo troosteloos. Het was misschien mijn waarheid niet, maar daarom was het nogal waar. Over Plateforme is nogal wat ophef ontstaan, maar ik vind het eigenlijk te zoetig, met die grote liefde die hij voelt en het grote geluk (bij een vrouw die je overigens nauwelijks leert kennen). Het is als je het heel negatief zegt, eigenlijk een ordinair liefdesromannetje, vermengd met krachteloze pornografie en nogal ophoudende tirades over de islam en het verdorven westen, en dergelijke. En 1 geweldig grappige zin: La gendermarie est un humanisme. (Omdat je in je werk allerlei soorten mensen leert kennen.)
{P} Hippe nieuwe Franstalige bijbel gekocht. Ga ik veel in lezen. Zeer fraai vormgegeven en er doen bekende schrijvers aan mee. Nou ja, bekend, eigenlijk heb ik alleen Echenoz gelezen ( Je m'en vais ). Een van de ideeën achter dit project is dat je de vele stemmen van de bijbel niet eenvormig moet weergeven, als in de Vulgaat, maar veelstemmig. Onwillekeurig ga je dan denken: welke schrijvers zouden er mee doen aan de ideale Nederlandstalige bijbel? Harry Mulish voor de Apocalyps en Hugo Claus voor het Hooglied liggen voor de hand; Arnon Grunberg voor Genesis, Judith Herzberg voor de psalmen, H.J. Hofland voor Richteren, Martin Bril voor Lucas, Hella Haasse voor de Handelingen, Peter Verhelst voor Jeremia, Mensje van Keulen voor Job...(ik ben er nog niet helemaal uit). Ondertussen een geweldig essay over de mannenrelatie tussen Abraham en Yahweh . De auteur weet wel wat de moraal van het verhaal is: It's a moral for people who think Yahweh might be real rather than a charact
{P} Deel X van de Volledige werken van Multatuli bevat - onder andere - de brieven die Douwes Dekker schreef aan zijn vrouw terwijl hij bezig was met de Max Havelaar. Ontroerend hoe trots hij was op zijn schrijfsels: Het is vrolijk, koddig, men zal hoop ik lagchen, en dan stuit men op eens op eene passage die zeer ernstig is.(...)Gij kunt aan Jan zeggen dat ik een boek schrijf, een roman of zoo iets de titel zal waarschijnlijk zijn: "de koffijveilingen der Nederlandsche Handelsmaatschappij." Ik ben zeker dat je dien titel heel gek vindt, en niet geschikt om aan lezers van een leesgezelschap te bevallen. Maar als men het leest ziet men dat die titel een satire is. Ook grappig zijn zijn verklaringen voor de nieuwe naam Multatuli. Aan zakelijke partners schrijft hij dat hij die naam kiest als auteur van zijn komedie De bruid daarboven omdat hij later misschien een nette betrekking wil en men een dergelijke betrekking vast niet geeft aan iemand die een komedie geschreven heeft
{W} De jonge dichter en schrijver Mark Boog (zijn roman had een zeer gunstige recensie in de Groene Amsterdammer, al weet ik niet zeker of die aanzet tot lezen) heeft een zeer fraaie website - in ieder geval waar het gaat om de aangeboden teksten. Daar ga ik meer van lezen: Inspiratie Men gaat naar de bakker en men zegt: "Een halfje wit, graag." Men had kunnen zeggen: "Mag ik van u een half gesneden wit?", of: "Een half witbrood, en snel!", of: "Heeft u voor mij een halfje van uw niet onterecht beroemde wittebrood, bakker?" Dat had men allemaal kunnen zeggen, maar men zegt, onvoorbereid, als uit het niets: "Een halfje wit, graag," – en zie: het werkt! Ineens was het daar! Het moest precies zó zijn, dat wist men meteen! Het bestond al, hing in de lucht, het gebruikte ons slechts om ter wereld te komen, wij zijn weinig meer dan een nederig medium!
{P} Bill Bryson. Aantekeningen uit een groot land. (Atlas, 2001, vertaling van Notes from a Big Country ). Het is een beetje merkwaardig om in het Nederlands een boek te lezen waarin een Amerikaan aan Engelsen uitlegt wat Amerika is. Je vraagt je onwillekeurig toch vaak af hoe hij een en ander in het Engels zou hebben gezegd. Waarom zou de vertaler er bijvoorbeeld voor hebben gekozen om Bryson zijn lezers de hele tijd met jullie aan te spreken ('En nu - en dat meen ik oprecht - wens ik jullie een fijne dag'). Maar ik had het boek nu eenmaal te leen gekregen van R., en in het Nederlands. Dus ik heb het helemaal uitgelezen, en hoewel het niet mijn soort boek is, was dat geen straf. Op een webpagina noemt iemand hem een stand up comedian in book form (...)Just as if he was on the stage, he shares anecdotes and findings with us, giving them the ‘Bryson’ twist, just to hand it to us for our amusement. Misschien verklaart die toon van de standup-comedian wel het 'jullie'
[P] Jan den Hartog, Hollands Glorie . Ik had dit boek voor 1 gulden (zesde druk, 1940) gekocht op de antiquarenmarkt op het Lange Voorhout en van elke bladzijde gesmuld. Een boek over een zeeman aan het begin van de twintigste eeuw, een man die liever niet veel praat, niet veel leest (behalve een zeventiende-eeuwse avonturenroman), voor wie het meestal verkeerd afloopt als hij wat zegt. Maar wat een geweldig boek! Zeker van de eerste 350 (van de 430) bladzijden heb ik gesmuld van die prachtige, rijke taal (heel wat woorden uit de zeesleepvaart geleerd, maar ook woorden als stront en goddome gebruikte die De Hartog gewoon in een gedrukt boek!), de portretjes (die ruwe kapitein Sjemonow! of Conny Stuwe, de verloofde van Nol Kwel!) Na die 350 bladzijden trad er wel een beetje gewenning in, of althans begon het patroon van het boek (Jan Wandelaar probeert het bijna onmogelijke en mislukt daarin, nee, het lukt toch, hij glorieert, maar dan komt hij aan de wal en maakt hij met zijn geb