Posts

Posts uit december, 2010 tonen

Hella Haasse. Dat weet ik zelf niet. Jonge mensen in boek en verhaal. Amsterdam: CPNB, 1959.

Afbeelding
De schrijfster van het boekenweekgeschenk van 1959 is nog altijd in leven: Hella Haasse heeft een fraai museum op het web en wordt allerwegen als de grande dame van de Nederlandse letteren beschouwd. Ook in eenenvijftig jaar geleden werden haar kwaliteiten al erkend, want dit was maar liefst het tweede boekenweekgeschenk dat ze schreef (na Oeroeg). Dat weet ik zelf niet is een essay, of beter gezegd: het is een bundeling van een aantal lezingen die Haasse in 1959 had gehouden over de plaats van jonge mensen in de literatuur. Het is een uitgave die de CPNB zich nu op deze manier zeker niet meer zou veroorloven. De brede belezenheid die Haasse tentoonspreidt — moeiteloos worden allerlei hoogtepunten uit de Franse, Engelse, Nederlandse en Russische literatuur samengevat — zou nu helaas niet meer geschikt worden geacht voor het publiek van het boekenweekgeschenk. (Terzijde: voor zover ik kan zien is de enige verwijzing naar de Duitse literatuur een kort handwijfgebaar naar Tod in Vened

Jean-Paul Sartre. Huis clos. Paris: Fremeaux, 2010 (1944).

Afbeelding
Drie mensen zitten na een leven vol verraad in de hel. Wat blijkt? Er zijn geen vlammen en geen fysieke martelingen? Er zijn alleen die andere mensen, met wiens oordeel ze voor eeuwig zitten opgescheept. Sartre was dit jaar dertig jaar dood en vierde tegelijk zijn honderdvijfde verjaardag. Ik geloof niet dat het uitbundig gevierd is, ik heb er in ieder geval weinig van gemerkt. Op de valreep heb ik me dan zelf nog maar even in een werk van de man verdiept - Met gesloten deuren , zijn toneelstuk uit 1944, in een soort hoorspelversie, met een voorwoordje van de schrijver zelf. In dat voorwoord zegt Sartre dat zijn "l'enfer, c'est les autres" vaak verkeerd begrepen wordt. Hij bedoelde niet te zeggen dat alle relaties met anderen altijd de hel vormen, maar alleen verkeerde, ongelukkige relaties met anderen. We kunnen onszelf alleen zien door andermans ogen - in het toneelstuk gebeurt dat letterlijk doordat er geen spiegel is, en de mensen zichzelf alleen kunnen bekijken

Rainer Maria Rilke. Das Stundenbuch. Gutenberg.org, 2008 (1903).

Afbeelding
Als ik minister van onderwijs was, zou ik het verplicht stellen dat scholieren werkstukken schrijven over dichters. Toen ik in de eindexamenklas zat, schreef ik er een over Baudelaire voor Frans, een over Martinus Nijhoff voor Nederlands en een over Rilke voor Duits. Met die dichters zal ik mijn hele leven verbonden blijven (net als met Horatius die ik rond die leeftijd ook adopteerde). Bij Engels mocht dat werkstuk niet, daar moest je allerlei soorten romans lezen om je woordenschat te vergroten; met de Engelse poëzie zal ik wel nooit een echte band opbouwen. Helaas heb ik die werkstukken van toen niet meer. Nu ik na vijfentwintig jaar het Stundenbuch (Getijdenboek) lees ik overigens een dichter die ik nooit eerder ontmoet heb. Wat vond ik indertijd van de religieuze zoektocht, die ik nu prachtig vind? De zeventien-jarige die ik me herinner zou het ook mooi moeten hebben gevonden, de persoonlijke zoektocht met de christelijke God, de vrijpostige manier van hem aanspreken. De zeventi

Beppe Severgnini. La pancia degli italiani. Berlusconi spiegato ai posteri. Roma: Editore Rizzoli, 2010.

Afbeelding
Berlusconi is nooit ver weg. Vanuit Nederland kunnen we met een zekere distantie naar het fenomeen kijken: hoe kan zo'n clown een heel land al sinds 1994 in zijn greep hebben? Waarom blijven Italianen steeds stemmen op iemand die zo duidelijk allerlei beloften niet nakomt. De geweldige Italiaanse journalist Beppe Severgnini legt het uit in zijn nieuwe boek La pancia degli italiani - dat ik zou vertalen als 'De onderbuik van de Italianen', en dat speelt met de titel van een vorig boek van Severgnini dat La testa degli italiani heette. Severgnini zet om te beginnen uit dat er tien factoren die Berlusconi's succes sinds 1994 verklaren. Het gaat dan bijvoorbeeld over de 'goddelijke factor' (met o.a. het verbijsterende voorbeeld van hoe Berlusconi zich op een podium door twaalf afgevaardigden/discipelen laat omringen die vervolgens in koor een aanhankelijkheidsverklaring aan de baas voordragen), de factor 'Tina' (there is no alternative, de linkse oppositi

Kees van Kooten en Billy Collins. Zo wordt u gelukkig. Amsterdam: De Harmonie, 2010

Afbeelding
"Ik had u willen verzoeken om 'Tipping Point' alleen in het origineel te lezen," schrijft Kees van Kooten in Zo wordt u gelukkig , "maar daar is het nu te laat voor." En inderdaad: als de lezer dat zinnetje leest, heeft hij niet zo lang geleden de bladzijde omgeslagen nadat hij 'Tipping Point' en 'Keerpunt' naast elkaar heeft zien staan en uitvoerig vergelijken. In Zo wordt u gelukkig stelt Kees van Kooten zijn leeftijdgenoot, de Amerikaans dichter Billy Collins voor. Hij vertaalt zesentwintig gedichten en geeft elk van die gedichten een nabeschouwing mee. Het boek is daarmee onder veel meer een ode geworden aan de taal. Van Kooten laat zien hoe moeilijk vertalen is, wat voor problemen de schijnbaar achteloze zinnetjes van Collins opleveren, en hoe zwaar het leven is van de woordspelige vertaler. Een van Collins' gedichten beschrijft hoe een hond over zijn baas denkt: als een God. Wat Collins' mogelijk niet gezien heeft, maar Van Ko

De Zoza's. Zo Zuidas. Overwerk & achterklap in de Amsterdamse kantoorjungle. Amsterdam: Pearson Education, 2010.

Afbeelding
Ik heb teveel respect voor machthebbers. Ik kom al ruim tien jaar bijna iedere dag op de Zuidas, omdat ik op Amsterdam Zuid overstap van de trein op de fiets of de metro. Ik drink er soms een espresso en eet er soms bij Wagamama . Met andere woorden, ik zie die andere wereld, van de pakken en het overwerk en targets halen al die tijd van een afstandje. En ik heb er een soort respect voor: dat moeten slimme mensen zijn die daar werken, en ook nog niet bang om dag en nacht te werken. Dit boek - dat ik in een bevlieging kocht in het boekwinkeltje op Amsterdam Zuid - nuanceert dat beeld. De Zuidas-denkers — of denksters, het boek is door een collectief geschreven, en ik krijg de indruk dat dit vooral uit vrouwen bestaat — graven niet zo diep. Van fascinatie voor het werk dat ze doen is in het geheel geen sprake, intelligentie of zelfs grote werklust worden niet overmatig gewaardeerd. De gemiddelde Zuidas-werker probeert volgens Zo Zuidas met zo min mogelijk moeite zoveel mogelijk geld e