Posts

Posts uit augustus, 2012 tonen

Rolf Hosfeld. Tucholsky. Ein deutsches Leben. München: Siedler, 2012.

Afbeelding
Stalkers menen soms dat ze recht hebben op hun object van bewondering omdat ze denken er zoveel op te lijken: al hun gedachten worden immers ook door de bewonderde held uitgedrukt? Heeft die held dan soms geen toegang tot hun hoofd, en hebben zij dan niet omgekeerd evenveel recht op het zijne? Dat zij maar krabbelaars zijn en niets hebben gedaan dat zelfs maar in de buurt komt van wat de gestalkte heeft gedaan, dat doet er niets toe. Wat ben ik blij dat Kurt Tucholsky al meer dan dertig jaar dood was toen ik geboren werd, want wat had ik hem anders gestalkt. (Hij stierf zo'n beetje op de leeftijd die ik nu heb.)  Wat ik nu precies met hem gemeen denk te hebben, kan ik niet zeggen. Hij heeft om te beginnen onvergelijkelijk veel meer ellende over zich heen gekregen dan ik: de Eerste Wereldoorlog om te beginnen, en een haarscherp aanvoelen van de politieke situatie in de jaren twintig en vroege jaren dertig (hij stierf in 1935) daarna. Bovendien was hij een grote, zeer talentvol

Jan Weiler. Hier kommt Max. Fridolin, 2009.

Afbeelding
Het wordt tijd dat ik afscheid neem van Jan Weiler, de Duitse humoristische schrijver. Ik was enthousiast over zijn roman Drachensaat  en ontdekte daarna dat hij een boek had geschreven over de Zuid-Italiaanse familie van zijn vrouw, die wel wat weg heeft van de Zuid-Italiaanse familie van de mijne ( Maria, ihm schmeckt's nicht ). Maar met dit boek heeft hij zo misgeschoten, dat komt nooit meer goed. Hier kommt Max bestaat uit een aantal verhaaltjes over een jongetje – een moderne petit Nicolas . Hoewel: modern? De vader is een beetje een sukkel, maar wel degene die werkt. Moeder is slimmer en blijft thuis en neemt ook de echte opvoeding op zich. Zij is terecht streng, waar de vader maar over zijn hart strijkt. Zoals ook anderszins de moderne wereld niet echt binnentreedt. Het is een beetje behaagziek, Hier kommt Max, de goedmoedige, niemand kwetsende grapjes over Max die honing 'bijenkak' noemt en die door de meisjes bij het voetballen bij de neus wordt gehouden.

Kurt Tucholsky. Das große Lesebuch. Frankfurt am Main: Fischer, 2011.

Afbeelding
Kurt Tucholsky (1890-1935) is in Nederland geloof ik niet heel beroemd, al heeft zijn stijl wel grote invloed gehad – hij was een belangrijke bron van inspiratie voor Nederlandse columnisten zoals Karel van het Reve, Simon Carmiggelt en Annie M.G. Schmidt. En doordat die columnisten op hun beurt in de jaren zeventig en tachtig de toon aangaven in de letterkunde, klinkt de laconieke, enigszins spreektalige toon van Tucholsky nog steeds een beetje door. Zijn scepsis en onafhankelijkheid, zijn goedmoedige spot van de kleinburger, die waren voor enige tijd zo'n beetje ook het beste dat de Nederlandse literatuur te bieden had. Mijn grootvader Jan (1906-1991) kocht het verzameld werk en heeft er volgens mij ook veel in gelezen. Inmiddels heb ik dat werk alweer twintig jaar in huis. De eerste tien jaar van die periode heb ik er ook veel in gelezen, net als in de brievenboeken die mijn opa ook had.  Tucholsky was vooral een interessantere schrijver dan zijn Nederlandse volgelinge

Helene Uri. De besten onder ons. Breda: De Geus, 2012 (2006).

Afbeelding
vertaling: Neeltje Wiersma Ik heb het niet vaak, dat ik een boek lees dat ik zelf geschreven zou willen hebben. Ik kan van een boek genieten, ik kan het bewonderen, ik kan heel blij zijn dat het er is – maar waarom zou ik dat dan zelf geschreven willen hebben? Dat ligt anders bij De besten onder ons, de onlangs uit het Noors vertaalde roman van de Zweedse taalkundige Helene Uri. Dat is een prettig boek om te lezen, al kan ik niet zeggen dat het mijn leven een nieuwe wending gaat geven of dat ik verwacht dat Uri de Nobelprijs gaat krijgen. Maar wat leuk moet het zijn geweest om te schrijven! Het boek gaat over een van de vele gigantische instituten voor taalwetenschap die de Universiteit van Oslo in Uri's wereld kent. Dat is nét niet de echte wereld: het instituut is een instituut voor futuristische linguïstiek, dat wil zeggen dat er twee afdelingen zijn. De een houdt zich bezig met de vraag hoe de taal (het Noors, dialecten van het Noors, andere talen) er in de toekomst uit

Daniel H. Pink. Drive. The Surprising Truth About What Motivates Us. London: Penguin, 2011

Nou heb ik toch warempel een managementboek gelezen, geloof ik! Ik begon aan Drive  omdat een vriendin het me had aangeraden. Althans ze had me Pink aangeraden als een verfrissend denker en Drive  was het eerste dat ik vond als luisterboek. Ik heb ernaar geluisterd terwijl ik langs de Leidse singel rende. Volgens Drive  gaan mensen er teveel vanuit dat motivatie van buiten komt: ofwel uit biologische noodzaak (voorbeeld: brood op de plank), ofwel omdat je externe prikkels krijgt (voorbeeld: eindejaarsbonus). Mensen die volgens dit soort prikkels werken – volgens oude economische theorieën: alle mensen – noemt Pink x- mensen ( x  voor external ). Volgens Pink heeft de wetenschap de afgelopen decennia echter vastgesteld dat er ook andersoortige prikkels zijn: interne  motivatie, met bijbehorende i -mensen. Mensen doen veel dingen die ze doen omdat die dingen inherent leuk of prettig zijn om te doen, omdat mensen graag de wereld vooruithelpen, omdat ze graag met andere mensen dingen d

Simon Vestdijk. De koperen tuin. Amsterdam: Athenaeum-Polak & Van Gennep, 2011 (1950).

Afbeelding
Nederlandse schrijvers worden, dat weet iedereen, na hun dood snel vergeten. Simon Vestdijk overleed in 1971, toen ik nog een peuter was. Ik ben dan ook van de generatie die de naam nog wel kent (en weet dat hij zat te schrijven met een stofzuiger aan om achtergrondgeluid weg te drukken), maar niet noemenswaardig van hem gelezen heeft. Maar ik heb toch ook de pretentie dat ik belezen ben, dus het moest er eens van komen – ruim veertig jaar na de dood van de meester heb ik een van zijn meesterwerken gelezen, De koperen tuin.  Althans, dat het een van zijn beste boeken was, schijnt Vestdijk zelf naar voren te hebben gebracht. Mij viel het eerlijk gezegd niet mee, dit verhaal van een jongeman die opgroeit in een burgerlijk gezin in een stadje in het noorden van Nederland, die gefascineerd raakt door de 'kunstenaar' van het stadje, een alcoholische pianoleraar annex dirigent, en die verliefd raakt op diens dochter, een grote, jongensachtige vrouw die door de plaatselijke nota

Joris van Casteren. Het zusje van de bruid. Het relaas van een onmogelijke liefde. Amsterdam: Prometheus, 2011

Afbeelding
Joris van Casteren had tien jaar geleden een verhouding met een jonge vrouw die bijwijlen liters wodka per dag dronk, dan weer iedere dag naar een dealer fietste voor heroïne, of speed, of crack, en dan weer een tijdjelang een mantelpak droeg om les te geven aan een Rotterdams gymnasium. Hij had haar ontmoet op het huwelijk van haar zus met een collega van hem bij de Groene Amsterdammer. Hij dacht haar te kunnen redden, en dat verzekerden ook verschillende mensen hem, dat hij haar zou kunnen redden. Maar het mocht niet baten: ook hij kon niet op tegen haar drugsgebruik en haar waanzin en werd haar huis uit gegooid. Er werd toen dit boek verscheen nogal, laten we zeggen, moralistisch gereageerd op dit boek, bijvoorbeeld in een recensie door Natasha Gerson in  De Groene . Daarop zeiden de auteur , en anderen, dan weer dat men nu alleen maar woedend was omdat de methoden van de participerende journalistiek nu eens werden toegepast op de Amsterdamse grachtengordel zelf. (Lees vooral o

Sofie Rozendaal. Indien plaats beschikbaar. Amsterdam: Van Gennep, 2012

Afbeelding
Wie is Sofie? Een jonge vrouw die te kampen heeft met een eetprobleem met een minder bekende oorzaak – ze is er niet op uit om te vermageren, ze kan alleen niet tegen de gedachte dat ze allerlei vreemde dingen in haar buik moet toelaten, die haar misschien ziek maken. Ze gaat op een dag mee met haar vader, een piloot die een passagiersvliegtuig de oceaan over vliegt, naar Californië. Dat vliegtuig heeft als het ware ook iets vreemds in zijn buik: een paard dat zo panisch van angst raakt dat het een gevaar wordt. De vader moet een noodlanding maken in Canada, maar weigert uiteindelijk om het paard uit de buik van het vliegtuig te laten gaan – in Canada zou hij moeten worden afgemaakt. WIe is Sofie Rozendaal? Zij is de 24-jarige schrijfster van deze roman over buiken en wat daar in kan verdwijnen, en over paarden en mannen die wild en woest worden. Eerder heeft ze (blijkens de achterflap) boeken geschreven met titelsals Gek van eten. Als voeding je leven regeert en Blonde manen . Ne

Peter Bergen. Manhunt. The Ten-Year Search for Bin Laden from 9/11 to Abottabad. London: The Bodley Head, 2012.

Er gebeurt de hele tijd zoveel, je zou bijna vergeten dat Osama bin Laden alweer meer dan een jaar geleden door een speciale Amerikaanse eenheid in zijn huis is doodgeschoten. Het was in het nieuws - president Obama die zakelijk aankondigde dat Bin Laden er niet meer was -, je verwonderde je een paar dagen over hoe dat allemaal mogelijk was en hoe men de terrorist precies gevangen had en toen was de aandacht alweer verlegd naar iets anders. Gelukkig geldt dat niet voor iedereen. De Amerikaanse journalist Peter Bergen bijvoorbeeld had Bin Laden al gevolgd voor 11 september 2001 en is dat blijven doen. Met Manhunt heeft hij nu een heel sterk journalistiek boek geschreven waarin hij zowel de laatste jaren van Bin Laden als de tienjarige jacht van vooral de CIA onder de regeringen Bush en Obama nauwkeurig reconstrueert. Dat is aan de ene kant het verhaal van een loser. Iemand die dacht dat hij met zijn aanslagen de Amerikanen uit de islamitische wereld kon verdrijven, maar het omgekeerd

Christian Kracht. Imperium. Köln: Kiepenheuer & Witsch, 2012.

Afbeelding
Ik was onlangs op vakantie en zocht nog wat interessante moderne boeken om op mijn e-reader te zetten. Wat is volgens jou de interessantste Duitse roman van de afgelopen tijd, vroeg ik aan een bevriende germanist, via Twitter (want als het gaat om het volgen de de hedendaagse literatuur worden alle middelen ingezet). En zo kwam ik aan Imperium , de roman van Christian Kracht. ik volg de Duitse literatuur niet bepaald van nabij. Ik had bijvoorbeeld noch van Kracht noch van het rumoer rondom zijn boek gehoord. De germaniste verzekerde me dat het schandaal ten onrechte was, en ik besloot Imperium dan ook nu eens niet te goolen – bij uitzondering, want ik lees eigenlijk nooit meer boeken zonder tussendoor af en toe iets over boek of schrijver op te zoeken. Imperium is inderdaad een mooi boek – een prettige, wat ouderwetse stijl en een aantal fascinerende motieven. Het vertelt de geschiedenis van een zekere Engelhardt, een Duitse vegetariër die aan het begin van de vorige eeuw het id