Posts

Posts uit 2002 tonen
{P} Bernhard Schlink Der Vorleser . Diogenes, Zürich, 2002 (1995). Op Internet lees je veel gejuich over dit boek, en ik kan alleen maar meeapplaudiseren. Wat een rijk, ontroerend, verwarrend boek, hét boek van dit jaar wat mij betreft. Hoewel ik moet toegeven dat ik het uiteindelijk toch iets minder lees als een filosofisch boek, of als een boek over de Tweede Wereldoorlog (die twee interpretaties worden je een beetje opgedrongen door de flaptekst), maar vooral als een liefdesgeschiedenis; het verhaal van een ontzettend ingewikkelde liefde en het spel om de macht dat elke relatie kennelijk is. Wie is er de baas? 'Zij' is 20 jaar ouder dan 'hij', maar hij komt uit een warm en intellectueel milieu, terwijl zij het ongeletterd in haar eentje moet zien te rooien. Zij slaat hem soms, maar hij is haar te slim af. Zij verraadt hem door weg te lopen, hij verraadt haar door tegen niemand over haar te spreken. Zij heeft een verschrikkelijk geheim, maar hij doet niets om haar t
{P} Jakob Hein. Mein erstes T-shirt . München, Piper, 2002 (2001). Er zijn mensen die niet geloven dat er Duitse humor bestaat, en misschien is dat waar voor de podiumkunsten (ik weet het niet), maar Duitse humoristische schrijvers zijn de beste humoristische schrijvers. Dat vind ik. Neem het verhaaltje 'Warum ich Antikommunist wurde' in dit boek (dat gaat over een jongen die opgroeit in de DDR van de jaren zeventig en tachtig). En neem daar dan de eerste anderhalve alinea van: Ich habe nicht soviel Erfolg bei den Frauen. Ich glaube auch nicht, dass ich soviel Erfolg bei Männern hätte, denn ich bin mal in eine Kneipe gegangen, die hiess 'Adonis XXX Male Love Club'. Als ich dan fragte, ob das hier 'ne Schwulenbar wäre, haben mir alle versichtert, dass dem nicht so sie. Komisch. Jedenfalls probiere ich nun schon seit Jahren, jemandem meine Plattensammlung zu zeigen. Ich habe in einer 'Bravo' gelesen, dass das ein toller Verführungstrick sei. Volgt een heel gr
{F} Red dragon . Een man gaat uit moorden omdat zijn oma vroeger onaardig tegen hem was en hij nu denkt dat hij de rode draak is van een tekening van William Blake. Hij krijgt ook nog kennis aan een aardig meisje, maar misschien wil hij die ook wel vermoorden. De politieagent die hem moet vangen krijgt hulp van de beroemde menseneter Hannibal Lecter. Het verhaal is overduidelijk alleen bedoeld als kapstok voor een spookhuis. Ach.
{P} Jutta Chorus en Menno de Galan. In de ban van Fortuyn. Amsterdam, Mets en Schildt, 2002. Je kunt boeken over het afgelopen jaar lezen zoveel als je wilt, je komt er toch niet achter wat er nu eigenlijk precies gebeurd is. Dit boek beschrijft heel nauwkeurig (nou ja, waarschijnlijk heel nauwkeurig) wat de mensen vlak omheen Pim Fortuyn heen hebben meegemaakt, de mensen uit het campagneteam van Leefbaar Nederland en uit de razendsnel opgerichte Lijst Pim Fortuyn, hebben meegemaakt. Dat was het oog van de storm, maar waarom die storm opstak, kom je toch niet echt te weten. Bovendien: wie de NRC goed las, is een heleboel passages in de loop van de tijd toch al tegengekomen, geloof ik. Het opmerkelijkste vond ik dat Fortuyn het zelf waarschijnlijk ook niet allemaal begrepen heeft. Hij voelde wel dat dit nu eindelijk zijn moment was, hij begreep heel goed wat er mis was met de anderen, althans met Melkert — Dijkstal vond hij bijvoorbeeld heel aardig. En hoewel hij het misschien op ee
{F} Insomnia . Ik houd niet van thrillers, onder andere omdat ik niet houd van de opgelegde druk dat je geacht wordt te denken: oh, er staat iets vreselijks te gebeuren, wat zou het zijn. Ik ga dan automatisch op andere dingen letten. Dit is een trhiller, had de Noorse versie van deze film al gezien, maar ik vond het prachtig, om twee redenen: Al Pacino en het landschap. Raadselachtig, de Noorse versie vond ik indertijd ook mooi, maar daar zat Al Pacino niet in en was het landschap ook anders. Een ding vroeg ik me af: de hoofdpersoon heet Dormer . Is daar expres een relatie met dormir ?
{P} Marcel Reich-Ranicki. Mein Leben . Berlin, dtv, 2002 (2000). Daar gaan we weer, ja, het boek van een criticus zet je natuurlijk wel weer aan het schrijven van je eigen literaire dagboek (zonder enige literair-kritische pretenties natuurlijk). Ik vroeg me de hele tijd af: waarom is die man nu criticus geworden? Waarom wordt iemand criticus? Je bent toch altijd met iets afgeleids bezig, je schrijft de hele tijd over wat andere mensen geschreven hebben. Ik bedoel niet zozeer dat iedereen die met literatuur bezig is, zelf schrijver zou moeten worden. Maar criticus? MRR lijkt zich die vraag zelf eigenlijk niet te stellen, dus kun je als lezer alleen maar zelf een beetje psychologiseren. Bijvoorbeeld wordt het wel heel duidelijk dat de rol van de criticus er heel erg een is van de buitenstaander; je moet voldoende afstand weten te houden om over elk boek eerlijk te kunnen zijn, ook al weet je dat dit betekent dat mensen een enorme hekel aan kunnen krijgen. Uit Mein Leben blijkt dat MRR
{P} Nelleke Zandwijk. De dag van de jas . Amsterdam, Querido, 2002 (2001). Dit is geloof ik een erg eigentijds boek. Ik moest bijvoorbeeld onweerstaanbaar aan Arnon Grunberg denken: stilistisch zijn er geloof ik wel overeenkomsten (al zou ik die nog preciezer moeten analyseren), maar vooral is er die ingewikkelde inhoudelijke cocktail: absurde humor die duidelijk dient om wanhoop uit te drukken; waarbij het dan vervolgens niet helemaal duidelijk is waarom men nu precies zo wanhopig moet zijn. Net als bij Grunberg gedragen en spreken alle personages ook hyperorigineel. Ik heb De dag van de jas overigens wel helemaal uitgelezen, en niet tot mijn verdriet. Maar het had niet veel dikker hoeven zijn.
{P} Arjen Duiker. Misschien vier vergelijkingen . Amsterdam: Meulenhoff, 2002. Ik weet niet wat ik met deze bundel aanmoet, ik heb geprobeerd te lezen, te lezen en door te lezen, maar het wordt mij niet duidelijk wat de dichter hier nu wil. De betekenis is duister, de toon doet het meest denken aan een niet-ritmische vertaling van een oud epos uit een heel andere cultuur. De taal is niet van grote schoonheid, wel van grote duisterheid. Er is herhaaldelijk sprake van zingen, maar de tekst zingt zelf niet. Er zitten flauwe woordspelingen in, of in ieder geval dingen die klinken als flauwe woordspelingen: Voor de wiskundige Zijn wij misschien vier vergelijkingen, Voor de komiek Zijn we minstens twee grappen, Voor de autodealer Zijn we geen reclame. Misschien, als je de moeite zou nemen diep in de tekst door te dringen, vind je ongehoord veel prachtigs. Maar er zijn weinig aanleidingen om heel diep in de tekst te willen doordringen. Want misschien, als je de moeite zou nemen diep in
{F} Das Experiment . Een aantal mannen wordt bij wijze van psychologisch experiment onderverdeeld in een clubje wachten en een clubje gevangenen. Binnen de kortste keren loopt het experiment uit de hand omdat de wachten zich ontpoppen tot enorme sadisten. Een nare, nare film. De pretenties over dat hier wel eens even de Ware Aard van de Mens zullen worden onthuld, spatten van het scherm, maar ondertussen is de psychologie plat en onbenullig. Hoeveel enger zou het bijvoorbeeld niet zijn geweest als men meer moeite had gedaan je te laten begrijpen waarom de wachten zich zo gaan gedragen. Nu moet de film het hebben van idiote situaties als dat de verantwoordelijke psychologen om onduidelijke redenen een hele avond niet aanwezig zijn en de wachten dan uit alle macht beginnen te beuken. Toen ben ik trouwens weggelopen, dus ik weet niet hoe de film afloopt. Het echte verhaal, waarop de film ten dele gebaseerd is, is veel gruwelijker: The Stanford Prison Experiment . Dat geldt tot op zekere
{P} Een menigte van talen. Vijfenveertig dichters voor Jozes Deleu . Tielt: Lannoo, 2002. Ik wou ineens dat ik Jozef Deleu was, want wat een geweldige bundel heeft die man gekregen! Vrijwel alle dichters die aan zijn feestbundel bijdroegen zijn zeer goed en groot, en vrijwel allemaal hebben ze hun beste beentje voorgezet, met interessante, inspirerende, ontroerende, fraaie gedichten over taal, over hun moedertaal. Zoals Piet Gerbrandy: Memmen, verleer me de taal van uw hui die niet botert met wrongel, verhaal me hoe onder uw romige lommer vandaan ik op jacht moest naar spraak om het zijnde te schiften. Werd huid schors, armen takking van deelzaam geritsel en struikeling wekkende wortels, vliegden wand voor mijn opper van blad, plag, mos, waar ik snijdende lijnen kort in mijn tors, tweevuldig de neg van mijn zakmes. Stremde bloed, wat het zong was uw blauw. Wordt rokopwaartse blok ooit gestuit, doe in tetragonale arrondissementen vol jurisprudentie, perfect cycloïden beschrijve

Henk te Velde. Stijlen van leiderschap. Persoon en politiek van Thorbecke tot Den Uyl. Amsterdam: Wereldbibliotheek, 2002.

{P} Henk te Velde. Stijlen van leiderschap. Persoon en politiek van Thorbecke tot Den Uyl . Amsterdam: Wereldbibliotheek, 2002. Te Velde kan aardig schrijven en dit boek is ook best leerzaam. Er worden allerlei dingen op een rijtje gezet die ik wel ongeveer wist, maar niet precies. Vooral over Kuyper en Colijn wist ik niet veel meer dan wat hun namen waren. Aan de andere kant zijn politici in Nederland nou kennelijk nooit écht meeslepende figuren geweest. De twee genoemde antirevolutionaire minister-presidenten waren kennelijk nog het spectaculairst. Over Colijn: Colijns reputatie was echter juist ongewoon en daartoe gaf zijn verdere biografie ook alle aanleiding. Hij werd beroepsmilitair, werkte in Indië, werd directeur van een oliemaatschappij, speelde een belangrijke rol op internationale conferenties. In de hoogste regionen van de Nederlandse politiek kwam niemand in de buurt van deze ervaring. . Tsja, dat zegt misschien meer over die hoogste regionen dan over Colijn. Iets anders
{P} Herman Neubronner van der Tuuk. Een vorst onder de taalgeleerden. Taalafgevaardigde voor Indië van het Nederlandsch Bijbelgenootschap. Een bronnenpublicatie bezorgd door Kees Groeneboer . Leiden: KITLV Uitgeverij, 2002. Je hoort altijd dat die Van der Tuuk zo'n interessante persoon was, maar hier blijkt dat niet speciaal uit. Dat komt waarschijnlijk door de gebruikte bronnen, die meerendeels te maken hebben met zijn werk voor het Nederlandsch Bijbelgenootschap. Zijn brieven aan dat genootschap vanuit Indië zijn over het algemeen nogal zakelijk en behandelen allerlei praktische kwesties. In de langere periode dat Van der Tuuk, tussen twee verblijven in Indonesië door, in Nederland verbleef, werd hij meteen gegrepen door het nare gevoel dat het zo leuk en goed en mannelijk en interessant is om te polemiseren dat je associeert met Publieke werken van Thomas Rosenboom. Wat daar nu zo leuk en nuttig aan was, om sarcastisch/ironisch/opgewonden over Taco Roorda en zijn leerlingen t
{P} Tim Krabbé. Het gouden ei . Amsterdam: Bert Bakker, 1992 (1984). Geen van de twee films die er naar dit boekje gemaakt zijn, ooit gezien, het boekje zelf nooit gelezen: dat moest er maar eens van komen. Het viel me een beetje tegen, maar dat komt denk ik doordat mijn verwachtingen iets te hoog gespannen waren. Heel spannend is het niet. Ik geef wel toe, het is een zeer goed verhaal, dat in de New Yorker niet zou misstaan.
{P} Ankie Schol. Misdrijf in Formerum . Harlingen: Flevodruk, 2002. Het omslag van dit boek is duidelijk geïnspireerd op de boeken van Baantjer, en hoewel ik de laatste nooit gelezen heb, vermoed ik toch dat die iets beter is. Het verhaal is wel heel ingewikkeld en de ontknoping is wel erg vergezocht. Ik ben niet echt een groot liefhebber van misdaadromans, en al helemaal niet als de ontknoping gebaseerd is op iets (in dit geval de fysieke overeenkomst tussen twee personen) wat de lezer helemaal niet kan weten. De personages zijn bovendien niet erg levendig. Toch vond ik het geen onsympathiek boek. En heb ik het helemaal uitgelezen, al was het maar om hetgeen waar het de meeste lezers wel om zal gaan -- de Terschellinger couleur locale .
{P} P.P.J. van Caspel. Experimenten op experimentelen. Amsterdam: Uitgeversmij. Holland, 1955. In dit boek uit 1955 beschrijft Van Caspel hoe hij enige fonetische en anderssoortige experimenten heeft uitgevoerd op de belangrijkste vijftigers (Elburg, Schierbeek, Kouwenaar, Lucebert, Hanlo, Campert). Bijvoorbeeld kregen ze een apaaraat omgord dat hun buik- en borstademhaling in kaart bracht, moesten ze binnen een minuut woorden opsommen (en werd o.a..gemeten ho lanmg hun pauzes waren), enz. Dat woordenexperiment levert soms potsierlijke resultaten op. Zo telt Van Caspel welk percentage woorden uniek is voor een bepaalde spreker en kent dan een 'originaliteitsindex' toe. De dichters krijgen zo een gemiddelde originaliteitsindex van 80; een controlegroep van studenten komt niet verder dan 52. Maar er zijn ook resultaten die nadere bestudering behoeven. Lucebert noemde bijvoorbeeld de volgende woorden: rabarber, zout, hemelrijk, koevoet, lucht, patroon, ijs, muis, dirk, kabel, sp
{P} Judith Koelemijer. Het zwijgen van Maria Zachea. Een ware familiegeschiedenis . Zutphen/Apeldoorn: Plataan, 2001. Het boek schijnt het goed te doen, en het is ook wel het soort boeken waar ik van houd (en waar men van houdt: in het voetspoor van Geert Mak): ware geschiedenis over 'gewone' mensen, dat wil zeggen mensen die nooit een boek schreven, een schilderij verfden, een grootse sportprestatie leverden. Ik heb het boek ook in een avond uitgelezen en me daarbij wel vermaakt en het een en ander opgestoken. Toch is het in sommige opzichten net niet wat het zou kunnen zijn. Het is soms een beetje flets. Judith Koelemeijer beschrijft het gezin van haar vader (die elf broers en zussen had), maar daarbij blijft ze zelf helemaal buiten beeld. En verder heeft de meerderheid van die mensen, het spijt me dat ik het zeggen moet, toch een enigszins saai leven geleid, met wel wat ergernisjes over vader en moeder, maar wel heel weinig drama. Ook de stijl is wel aardig en toegankelijk,
{P} Geert Buelens. De 100 beste gedichten van 2001 . Amsterdam: De Arbeiderspers/Stichting VSB Poëzieprijs, 2002. Was 2001 het jaar van de terugkeer van de experimentele dichtkunst? Of heeft de samensteller Geert Buelens hier heel duidelijk zijn eigen stempel op de keuze gedrukt? Het laatste natuurlijk, en dat is het goed recht van Buelens. Zelfs van toegankelijke dichters als Menkveld, Kuipers en Wigman heeft hij behoorlijk duistere gedichten gekozen en ze tot de beste van het vorig jaar verklaard. Ja, ja, ja, ja, ja, ja, ja, het mag. Maar voor mij wordt het boekje zo wel een beetje erg ondoordringbaar. Wel interessant om een keer te zien, maar niet zo dat ik er dolenthousiast van word.
{P} Wouter Godijn. Langzame nederlaag. Amsterdam/Antwerpen: Contact, 2002. Godijns roman Witte tongen had ik indertijd ook al gelezen. Ik vond er weinig aan: mat, tam, gezeur. Ik zou deze dichtbundel dan ook niet gelezen hebben als ik hem niet kreeg toegestuurd -- namens de Poëzieclub, als hun selectie van de afgelopen periode. Misschien ben ik bevooroordeeld sinds die roman, maar ook hier werd ik geslagen door de matheid, de keurigheid. Het doet een beetje denken aan Toon Tellegen, maar dan zonder spitsvondigheid. Aan Hans Faverey, maar dan zonder geheimzinnigheid.
{P} Bas Haring. Kaas & de evolutietheorie. Antwerpen: Houtekiet, 2001. Een aardig boekje, een poging om voor kinderen de evolutietheorie uit te leggen. Zelfs de moeilijkste vragen gaat Haring daarbij niet uit de weg: hoe zit dat met homoseksualiteit? Bestaat God? Die vragen beantwoordt hij eerlijk en openhartig. Wat een goed en gewaagd idee om nu juist dit onderwerp uit te kiezen. De stijl is ook heel goed, ik kan eigenlijk geen bezwaren tegen dit boekje bedenken. Nou ééntje dan: de illustraties vind ik niet zo leuk. Terwijl het omslag juist weer prachtig is. Zie ook de website .
{P} Nick Hornby. About a boy. London: Penguin Books, 2002 (1998). Er komt een film van dit boek, maar die hoef je niet meer te zien als je About a boy gelezen hebt; dat wordt een feelgood movie (Bridget Jones met een man)). Sterker, op het omslag van mijn exemplaar staat een foto van Hugh Grant, en de hoofdpersoon Will had de hele tijd dat ik het boek las zijn gezicht. Daar valt trouwens ook een hoop positiefs over te zeggen. Een film op papier, hij leest als een trein, een paar keer heb ik moeten lachen en geen moment heb ik me verveeld. (Ook de personen die niet op de voorkant staan afgebeeld, zie je levendig voor je; sterker, op de voorkant staat ook een foto van een jongetje, maar 'mijn' Marcus zag er heel anders uit. Zo goed is de schrijver dan ook weer wel.)
{P} Louis Couperus. Noodlot . Utrecht/Antwerpen: Veen, 1990 (1890). Lange tijd had ik geen Couperus meer gelezen, en wat een gemis. Hij is toch wel een schrijver waar bijna alles goed aan is, wat mij betreft toch op zijn minst de beste Nederlandstalige romanschrijver. Die stijl! Zij bleef hem aanzien, hem niet begrijpend. Hij zat in-een gedoken, het hoofd op de borst, zijn oogen starend voor zich uit, en zijn dun bruin haar, dat een weinig op zijn voorhoofd neêrkrulde, scheen te plakken aan zijne slapen, in enkele pareltjes zweet. Hij was blijkbaar zeer ontroerd. Hij wist niet waarop dit gesprek zoû uitloopen, maar hij gevoelde toch, dat zijn toon zeer ernstig was geweest, dat die eerste zinnen de prelude van een belangrijk onderhoud zouden kunnen worden. Hij gevoelde, dat dit oogenblik bestemd was een kostbaren schakel aan zijne levensketting vast te klinken en hij wachtte, fatalistisch geduldig, op de gedachten, die in zijn brein zouden ontluiken, op de woorden, die van zijn tong af
{P} Ton van Strien en Kees van der Leer. Hofwijck. Het gedicht en de buitenplaats van Constantijn Huygens. Zutphen: Walburg Pers, 2002. Wat een geweldig uitgevoerd boek, met die consciëntieuze (lichte) hertaling van het gedicht en een zeer interessant uitgebreid artikel over de geschiedenis van Hofwijck vanaf Constantijn en Christiaen Huygens tot en met de restauraties in de loop van de twintigste eeuw. Het is heel aardig om via één pand een doorkijkje te krijgen in de geschiedenis van de Gouden Eeuw tot nu. En over het algemeen allemaal heel goed gedaan, ide belangwekkende dingen worden verteld in een zakelijke, toegankelijke stijl. Je krijgt sympathie voor die club, de Vrienden van Hofwijck .
P William H. Calvin en Derek Bickerton. Lingua ex Machina. Reconciling Darwin and Chomsky with the Human Brain . Cambridge, MA: The MIT Press, 2001 (2000). Het boek is misschien wat te snel geschreven (er zitten feitelijke foutjes in, zoals dat er over Christiaen Huygens geschreven wordt als ware hij een Deen) en zou misschien wat beter uitgewerkt kunnen worden (het lijkt nu net alsof het taalvermogen voor een belangrijk deel gebaseerd zou zijn op het vermogen om nauwkeurig voorwerpen te kunnen gooien). Maar in de kern hebben de heren wel gelijk – namelijk dat het onzinnig is om net te doen alsof Darwinisme en Chomskyanisme niet met elkaar te verenigen zouden zijn – en het is interessant dat ze laten zien dat het zeker met het minimalisme wel kan. Dat idee had ik altijd al, en volgens mij de meeste van mijn collega's ook, maar het is aardig om dat eens een keer uitgewerkt te zien door twee intelligente schrijvers. En bovendien kun je dit soort wilde ideeën misschien het best op ee
{P} Michael Newton. Savage Girls and Wild Boys. A History of Feral Children. London: Faber and Faber, 2002. Een prachtig onderwerp, maar een tegenvallend boek. Terwijl ik het aan het lezen was, ontwikkelde ik een steeds grotere antipathie tegen de schrijver die de hele tijd zo bezig is met het feit dat hij een boek aan het schrijven is, dat hij hier al tien jaar over doet. En die als hij over die kinderen schrijft, nog steeds niet over die kinderen schrijft, maar meer over wat de mensen om die kinderen heen allemaal van die kinderen dachten en vonden, over de 'verhalen' die er over die kinderen verteld werden, want Newton is heel erg een literatuurwetenschapper en als ik het goed aanvoel (ik ken die literatuur niet zo goed) nogal aangeraakt door postmoderne gedachten. Wat er nu echt met Kaspar Hauser en al die andere kinderen gebeurd is, lijkt hem bijvoorbeeld nauwelijks te interesseren. Nou ja, op het eind van zijn boek zegt hij heel even snel "for what it is worth"
{P} George Soros. George Soros on Globalization . Oxford: PublicAffaris, 2002. Het is curieus om een boek te lezen van zo'n invloedrijk iemand onmiddellijk nadat je net zijn vader over zijn jeugd hebt gelezen. Uit de foto op het omslag blijkt dat Soros uiterlijk heel erg op zijn vader lijkt. Zijn houding heeft hij ook niet van een vreemde: het is eenzelfde lakonieke combinatie van zakelijkheid en proberen de wereld net ietsje beter te maken. En enige gepaste trots over zichzelf is beide heren ook niet vreemd. Soros wil geloof ik dat de wereld een mooie democratische regering krijgt, en snel een beetje. Volgens hemzelf heeft hij nu een duidelijker idee over hoe we dat moeten bereiken dan in eerder boeken, maar ik zie nog steeds niet helemaal hoe het nu allemaal moet. Er zijn denk ik wel duidelijke parallellen met de esperantistische visie op de wereld: er moet een neutraal platform komen waarop mensen elkaar kunnen ontmoeten zonder dat de een zich a priori inferieur hoeft te voelen
{P} Tivadar Soros. Maskerado chirkau la morto. Nazimondo en Hungarujo . Rotterdam: Universala Esperanto Asocio, 2001 (1965). Wat een man was dat toch, pa Soros! In dit boek vertelt hij hoe hij het laatste jaar van de oorlog als jood in Budapest overleefde: door lakoniek te blijven, door al zijn familieleden doorlopend van nieuwe identiteiten en vooral bijbehorende papieren te voorzien, door anderen te helpen waar dat kon en een beetje uit te zuigen waar dit verantwoord was, zodat hij zelf ook nog een beetje kon leven. In het voorwoord vertelt zoon George Soros dat dat dit jaar tot de gelukkigste van zijn leven behoorde, hoe naar dit ook klinkt - en dat kwam door het optimisime en de vasthoudendheid van zijn vader. Dat kun je begrijpen als je het leest. Tegelijkertijd wordt niet vergeten dat er in de straten van de stad stapels lijken te zien waren; dat de nazi's op een bepaald moment twee mannen aan lantaarnpalen hadden opgehangen, één met een brieftje 'Dit gebeurt met joden d
{P} Kees Slager. Het geheim van Oss. Een geschiedenis van de SP. Amsterdam/Antwerpen: Atlas, 2002. 480 pagina’s over de geschiedenis van een plaatselijke politieke partij in een gemeente waar ik maar een paar keer in mijn leven geweest ben! En ik heb ze binnen twee dagen allemaal uitgelezen! (En dan nooit echt in de stad.) Maar de partij heeft natuurlijk mijn speciale belangstelling, de Osse afdeling lag duidelijk aan de basis van het succes ervan, en het boek is verbazingwekkend soepel en interessant geschreven: met precies voldoende balans voor beschrijving van de organisatie, voor persoonlijke details, voor ideologie en wat er nog meer bij komt kijken. Het meeste indruk maakte op mij de enorme werklust en inzet. Daar houd ik van, dat inspireerde me. Ik heb dan wel even spijt dat ik niet ook zo direct sociaal bezig ben, maar dat weet ik toch wel weer succesvol te verdringen.
{P} Michael White. Rivals. Conflict as the Fuel of Science. London: Vintage, 2002 (2001). White is kennelijk een succesvol populariseerder van de wetenschap in Engeland: dit is al zijn twintigste boek binnen vijftien jaar. De hoofdstukken - over onder andere Newton vs. Leibniz, Lavoisier vs. Priestley, Tesla vs. Edison, Darwin vs. Owen - zijn ook over het algemeen heel leesbaar (alleen het laatste hoofdstuk, over Bill Gates vs. Larry Ellison heb ik overgeslagen, omdat ik het allemaal wel zo’n beetje wist en deze twee toch echt niet als personen kan zien die de wetenschap vooruit hielpen). Maar dat conflict the fuel of science zou zijn, dat heeft White niet echt laten zien. Integendeel, al die conflicten maken op mij een vrij zinloze indruk, die de wetenschap vaak meer achterop hielpen dan vooruit, die bijna alle betrokkenen schaadden, en dat de wereld er juist misschien beter op had gezeten zonder al die conflicten. Wat White ook zegt, je hebt meer de indruk dat die conflicten er n
{P} Sergho Elgo. Surklifa. Romano. Vieno: IEM, 2000. Tja, een detective die uitdraait op een liefdesgeschiedenis, als hij niet in het Esperanto geschreven was, had ik hem waarschijnlijk niet uitgelezen. Maar het taalgebruik is prettig. Interessant is eigenlijk de constructie 'mi preferas ne paroli prie - ik wil-liever niet praten over', waarbij het voorzetsel pri de uitgang - e is van het bijwoord. Die constructie komt veel voor in het boek, en sowieso is de stijl, de taal modern. Het verhaaltje is daarentegen een beetje ouderwets, al speelt het in het heden: het gaat over een jaloerse echtgenoot (!) die op zijn kasteel (!) moorddadige plannetjes uitbroedt (!). Tja, als hij niet in het Esperanto geschreven was, had ik hem waarschijnlijk niet uitgelezen.
{P} Peter Middendorp. Noordeloos. Amsterdam, Thomas Rap, 2002. Nadat je alleen de eerste alinea gelezen hebt, denk je dat je een stilistisch spetterend boek hebt waarin je van elke zin gaat genieten: Vijf minuten waarin niets gebeurt - als je dood was, had je het verschil niet eens gemerkt. Maar ik ben niet dood. Ik ben Bart Jongevos, achtentwintig jaar, leerling verzetsheld. Met van alles neem ik ruimte in beslag: armen, voeten, gewrichten, spieren, vet en organen. Als je mijn darmen zou uitrollen over de Noorderstraat, kun je het de klanten van Japonnenhuis Jedehu nog moeilijk maken om zonder struikelen buiten te komen. Helaas blijft het boek niet op dit niveau. (Nu ik het overtik, merk ik trouwens dat je volgens mij moet zeggen: kon je het de klanten van Japonnenhuis Jedehu nog moeilijk maken, zoals het er nu staat is de zin ongrammaticaal.) Toch blijft het wel aardig en wordt het naar het einde toe ook wel weer redelijk spannend. Iemand die wel weet hoe je een verhaal moet verte
{P} Frans de Waal. The ape and the sushi master. London, Penguin Books, 2002 (2001). Een studie over de vraag of dieren (met name mensapen) ook cultuur hebben. Ik had nog nooit iets van De Waal gelezen, maar ik weet niet zeker of dit nu wel zijn beste boek is. Voor een belangrijk deel gaat het namelijk helemaal niet over de vraag of dieren ook cultuur hebben, maar over allerlei wetenschapsinterne kwesties, over behavioristen die de voorkant van een bonobo nog niet van de achterkant kunnen onderscheiden, over het Amerikaanse puritanisme dat volgens De Waal te ver is doorgeschoten, over het feit dat iemand die nooit het veld ingaat niks mag zeggen, enz. Op zich interesseren veel van die kwesties me nog wel, maar je kunt je afvragen of het wel allemaal in één boek moet. Het probleem was misschien dat het eigenlijke onderwerp in een bladzijde of honderd kon worden behandeld. De meest overtuigende voorbeelden van cultuur hebben te maken met de behandeling van eten door apen. Nadat je daar
{P} Guus Middag. Vrolijk als een vergelijking . Amsterdam, Van Oorschot, 2002. 'Monter' zegt de achterflap over de stijl van Middag, en daar heeft de achterflap gelijk in. Middag heeft een prettige manier van lezen en schrijven, tegelijkertijd sierlijk en helder, zonder onzin. In dit boek staan allemaal stukken die in NRC Handelsblad hebben gestaan, en de meeste had ik daarom al eens gelezen. Het is wel prettig om ze bij elkaar te hebben, in een boek, al valt het je dan ook wel op dat de stukken wel heel erg kort zijn en dat je zou hopen dat Middag ook de gelegenheid krijgt om eens een wat grotere en gedetailleerder studie over een onderwerp naar eigen keuze zou kunnen schrijven. In dit boek staan ook een aantal stukken over (Nederlandstalige, populaire) liedjes en die vind ik het minst interessant. Vaak draaien ze uit op de conclusie dat de tekst niet zo bijzonder is, dat de liedjes het eigenlijk van de muziek moeten hebben, maar over die muziek wordt vervolgens niet zov
{P} Douglas Adams. The Ultimate Hitchhiker’s Guide . New York, Wings books, 1996. Hiervan gelezen: The hitchhiker’s guide to the galaxy , The restaurant at the end of the universe , The life, the universe and everything . Wat vond ik dit grappig toen ik zeventien jaar was, en wat was ik erop voorbereid dat dit nu een teleurstelling zou worden. Een teleurstelling werd het niet, al hoefde ik er niet om te lachen, en zag ik nu inderdaad ook meer tekortkomingen: het feit dat het verhaal maar doelloos heen en weer gaat, dat je eigenlijk net zo goed op elk willekeurig moment kunt ophouden met lezen, omdat er niet veel is wat nog moet worden afgewikkeld. Maar je wordt op een bepaalde manier toch ook wel vrolijk van het onbekommerde absurdisme van de verhalen - alles mag, als de 'helden' gered moeten worden, gaat het ruimtevaartschip waar ze in zetten gewoon even in de Improbability Drive. De mengeling van dat absurde met luchthartige belangstelling voor filosofische vraagstukken - wa
{P} Gonçalo Neves. Nia justifiko. Esayo pri la existo-yuro di Ido Editerio Sudo; Lisboa, 2002. Estas interese ke pli-malpli konata Esperanta poeto/verkisto transiras al Ido en la komenco de la 21a jarcento. Kial li faris tion? "Se oni volas sincera opiniono," diras Neves, "tote ne valoras la peno lernar Ido pro lua nuna movemento (qua es tre mikra) e mem ne pro lua tilnuna literaturo (qua es tre magra), ma nur pro la grandega estetikal plezuro quan grantas la linguo, e pro l'espero ke ultempe tre valoroza skripteri deskovros la beleso ed avantaji di Ido ed uzos ol kom potenta instrumento di kulturo." Bedaurinde, la Nevesa eseo krome ne estas tre informa pri liaj motivoj. Ghi traktas chefe la historion de Ido, kelkajn konatajn diferencojn inter Ido kaj Eo (la akuzativo! la akcento en 'familio'!), k.t.p., sed li mem konfesas ke tiuj ja ne estas liaj chefaj kialoj por transiri al la alia lingvo. Sed tre interesa estas lia ekamo, ekamego al la nova lingv
{P} . T.S. Eliot. The Cocktail Party . Faber&Faber, 1950. Nou, ik vind er niet veel aan. Ik heb het wel helemaal uitgelezen, maar het leek me toch vooral een slechte Franse film: veel gepraat over relaties, terwijl er verder niets gebeurt (behalve dat op het eind, op niets af, ineens iemand sterft.) En intussen heb je de hele tijd het gevoel dat er van alles bedoeld wordt dat jou ontgaat. Niks voor mij.
{P} Hofvijver in poëzie & beeld. Catalogus . Uitgeverij De Nieuwe Haagsche/Stichting Hofvijver in poëzie & beeld, 2002. Gisteren ook naar de tentoonstelling geweest, maar ik ga geen gedichten lezen die op grote lappen zijn afgedrukt. In het boek kun je beter kijken en vergelijken. Dan valt op dat er zowel hele slechte als hele goede gedichten in staan. Een fragment uit een heel lelijk gedicht (van een zekere Chris de Boer): in 't torentje torent hoog neerlands kok zijn recepten niet altijd verteerbaar zijn kwartje van eeuwige duur gelijk Gods woord (De rillingen lopen je al over de rug als je het overtikt.) Het mooiste (van K. Michel): Ook de vissen Zou je de hofvijver overeind zetten rechtstandig als een majestueuze wand van water om het licht de diepte te laten doorstralen om de stad een doorzichtige spiegel te bieden een oudgouden glans zou over de huizen strijken en iemand roept als eerste 'kijk' en wijst toeterend komt het hele verkeer tot stilstand abrupt wor
{P} Andrey Kurkov. Death and the Penguin . The Harvill Press, London, 2001. "First, a stone landed a metre from Viktor’s foot" is de doodgewone eerste zin van dit boek, waarin ook verder een heleboel doodgewone zinnen staan maar dat het leukste is dat ik de afgelopen tijd heb gelezen. Dat ik ook vast nog eens wil overlezen. Het heeft het soort humor dat ik op de een of andere manier associeer met Oost-Europa: humor met de moed der wanhoop. Het is ook zo verleidelijk het verhaal na te vertellen, dat laat al zien dat het zich loszingt van de droge stijl: een schrijver komt nooit tot het schrijven van een complete roman, hij laat het meestal maar bij verhaaltjes die zo kort zijn dat ze nooit veel geld opbrengen. Tot hij de opdracht krijgt van een krant om levensberichten te schrijven van nog levende mensen, zodat deze onmiddellijk na hun dood kunnen worden gepubliceerd. Ondertussen woont hij samen met pinguïn Misja, die hij heeft aangeschaft toen zijn vriendin bij hem weggelope
{P} Donald Niedekker, Hier ben ik. Roman . Vassallucci, 2002. Dit boek heb ik eigenlijk gekocht omdat ik er een zeer lovend stukje over las van Peter Burger voor het AD, en Niedekker dezelfde avond heel sympathiek hoorde vertellen in het radioprogramma De Avonden . En heel sympathiek is het allemaal wel, en beeldend opgeschreven en stilistisch ongetwijfeld een hoogstandje, maar als het veel dikker was geweest dan de 140 bladzijden die het nu telt had ik het misschien niet uitgelezen, omdat ik dan wel iets meer lijnen had willen zien, en iets minder kleuren. Of zo.
{P} Leonard Nolens. Manieren van leven. Gedichten . Querido, 2001. 'Een honderd procent poëet', zegt Gerrit Komrij op de achterflap, en ik snap geloof ik wel wat ie daarmee bedoelt. Het is soms echt over de grens van het sentimentele, maar het opent met een gedicht als Wekdroom Niet weten wat te doen vandaag. Een hart van slag. Slijtage van benul. Zich wikkelen diep in een masker van slaap En slapende werken, op de tast, aan wiens gezicht. Bang wachten tot het traag te voorschijn wordt gewoeld Door straatverkeer, een kattensnoet, klef licht Dat langs de spleten van de luiken lekt En iemand wakkerlikt tot ik er daag In versleten manieren van leven. De dingen die hij met klanken doet ( daag-slag-slijtage-slaap , luiken-lekt-likt ) vind ik mooi, de woordspelletjes ( een hart van slag ) ook, het feit dat een dergelijk wakkerwordengedicht de bundel opent,... En het feit dat elke versregel met een hoofdletter begint, niet te vergeten.
{P} Günther Grass. Im Krebsgang. Eine Novelle. Steidl, Göttingen, 2002. Nou, hier moest ik ook weer behoorlijk inkomen. Wat een verzonnen gedoe, dacht ik eerst. De verteller heeft een opdrachtgever om een boek te schrijven, en die opdrachtgever is duidelijk Grass zelf. De verteller heeft ook een zoon en die zoon heeft ook weer een tamelijk ongeloofwaardige website, www.blutzeuge.de , waarop hij zou 'chatten' over allerlei details uit de geschiedenis van nazi-Duitsland (helemaal aan het eind is ook nog sprake van www.kameradschaft-konrad-pokriefke.de , je kan tegenwoordig trouwens geen boek meer openslaan zonder e-mail of web). Maar de kern van het verhaal is zo aangrijpend - de details over de ondergang van een boot vol Duitse vluchtelingen aan het eind van de Tweede Wereldoorlog, en de onmogelijkheid om daar mee in het reine te komen (hier waren de Duitsers ineens slachtoffers, hoe rijm je dat?) dat het me langzaam toch naar de keel greep. En de laatste zinnen verpletteren,
{P} Marek van der Jagt. Monogaam. CPNB/De Geus, 2002. De eerste bladzijden dreigde ik een beetje geïrriteerd te raken door de krullendraaierij die hier als essay werd verkocht (voor slechts een paar euro weliswaar). Maar toen besloot ik het als verhaal te lezen, het werd gaandeweg ook duidelijker een verhaal, of een serie verhalen, en het laatste verhaaltje, over de celliste die verzint dat ze nog meer minnaars heeft dan Marek vond ik nog mooi ook. Nou ja, niet dark, even scathing'. Maar ik heb toch beslist geen spijt dat ik het uitgelezen heb.
{L} Macbeth, door Toneelgroep Amsterdam. Gezien: donderdag 14 maart, Koninklijke Schouwburg, Den Haag. Ik dacht de hele tijd: wat doet die Pierre Bokma het geweldig goed, zo subtiel, al die stemmingwisselingen. En Marieke Heebink vond ik ook echt ijzersterk. Maar dat is goed beschouwd een slecht teken. Het greep me allemaal niet echt aan. Een beetje te afstandelijke regie.
{P} Jonathan Franzen . The Corrections. Farrar, Straus and Giroux, 2002. Als je zoveel over een boek gehoord hebt, als het zo de lucht in wordt gestoken, moet je oppassen dat je niet automatisch negatief wordt als het een beetje tegenvalt. Ik begon er met grote verwachtingen aan en ik genoot de eerste honderdvijftig bladzijden ook in overstemming met die verwachtingen. Elke zin sprankelde, elke alinea had een grappige observatie, elk personage was levensecht. Nee, die verledentijdsvormen doen het boek onrecht: dat geldt inderdaad voor elke zin, elke alinea, elk personage, tot de laatste pagina. Alleen: het boek is misschien net iets te dik (in plaats van 560 pagina's hadden het er ook 450 kunnen zijn.) Alleen: anders dan gezegd wordt zie ik de tragische elementen in het boek niet zo, het is toch vooral entertainment. Heel goede entertainment, dat is waar. Ik heb me af en toe verveeld (die wanen van die vader, daar houd ik nooit zo van, in een boek, daat er dingen gebeuren die nie
{P} Miriam Van hee. de bramenpluk . Amsterdam, De Bezige Bij, 2002. Zoals de bundel begint, zo is hij ook: op de snelweg wij zagen een hond op een terras het was ochtend en koud, toch was de deur achter hem half geopend, naast het huis stonden dennen en aan de sneeuw op hun takken kon je nog zien hoe de wind had gewaaid Je denkt als je snel door de bundel bladert bijna dat je te maken hebt met een bundel voor kinderen, ik heb dat zelfs een paar minuten echt letterlijk zo gedacht. Maar dat is niet zo, alleen zijn de woorden zo bedrieglijk eenvoudig. Zoals ook dit beeld bedrieglijk is. Je kunt het namelijk compleet stilzetten: het was zondag, een ochtend uit zijn en ons leven hij stond er zo stil als een paard in de wei voorbij te gaan Maar op een bepaald moment denk je dan toch: en die titel dan? wij hebben een uur of nog langer gezwegen toen nam ik papier en ik schreef er stond een hond op een terras het was ochtend en koud en wij snelden voorbij op de wegen Kietsj? K
{P} André Brink. Donkermaan. Kaapstad, Human & Rousseau, 2000. Van André Brink had ik nog nooit iets gelezen, maar ik had hem op Winternachten horen voorlezen uit dit boek, en dat daar dan ook gekocht. Wat prachtig! Een beklemmend verhaal, een scherp beeld van de situatie in een land waar je nog nooit bent geweest en dat toch zo bekend is. En dat spel met die taal! Alle hoofdpersonen spreken net iets anders, de verteller geleerd, zijn zwarte bediende een zwart Afrikaans, zijn kamerbewoonster/geliefde een Afrikaans dat doorspekt is met Engels. Ik houd helemaal niet van spookverhalen, maar in dit verhaal komt voor het eerst een spook in waar je in gelooft.
{P} Barber van de Pol. Lieve Erasmus. Verkeren met een denker. Athenaeum - Polak & Van Gennep, 2002. Dit boek wil een liefdesverklaring zijn, van de schrijfster aan haar onderwerp, maar ik weet niet of er iemand blij zou zijn met een dergelijke liefdesverklaring. Het boek gaat meer over mevrouw Van de Pol dan over Erasmus. Waarom ze nu precies zoveel van Desiderius E. houdt, blijft onduidelijk, ja omdat hij zo mooi schrijft, hoewel soms ook wel een beetje saai. Over zijn stijl leer je verder bijna niks, ze probeert hem voor zover ik kan zien nergens te vertalen, er staan geen lyrische passages in over de vraag hoe hij de dingen zegt. (Alleen over Lof der Zotheid gaat het wat dat betreft op een paar plaatsen in meer detail: dat het boek misschien beter Zotheids Lof kon heten, of wie weet, Dwaasheids Lof ) Je gaat bijna een beetje gemeen denken dat het een opgelegde liefde is, een vormpje. Over een verondersteld liefdesgedicht schrijft Van de Pol zelf (blz. 67): Je kunt uw gedic
{P} Anna Enquist. Het geheim . De Arbeiderspers. Ik heb geloof ik wel eens een stuk gelezen waarin de eerste zin van dit boek belachelijk werd gemaakt. Maar als die eerste zin er niet was geweest, had ik dit een waardeloos boek gevonden, want na de eerste alinea stort het boek helemaal in. Die eerste alinea gaat zo: De vleugel hing in de lucht en tekende zich als een geblakerde karbonade af tegen de besneeuwde bergtoppen. Tussen het zwartgelakte hout en de kabels die het instrument omklemden, was een grijze deken geschoven. De gele hijskraan torende als een eenarmige, stijve reus boven het huis uit en begon langzaam zijn last neer te laten. Vlak boven het balkon bleef de piano zweven en bewoog zachtjes heen en weer. De kabels kraakten licht, het elektrische hefwerktuig zoemde en de zon brandde. Ik houd van de dichteres Anna Enquist, en zal ze schrijft zoals in deze eerste alinea, zou ze prachtige romans kunnen schrijven. Maar tot mijn verdriet wordt het hierna al snel gezeur van iema