Posts

Posts uit mei, 2007 tonen

Garry Kasparov. How life imitates chess. London: William Heinemann, 2007.

Afbeelding
Zijn schakers bijzonder intelligent? Als schaken een denksport is, zou de beste schaker dus ook het best moeten denken. Toch blijken de meeste schakers, ook de allerbesten, helemaal niet zo geschikt voor het leven buiten de vierenzestig velden. Is Garry Kasparov, volgens de voorkant van het boek 'the most succesful chess player of all time' een uitzondering? Twee jaar geleden gaf hij het schaken eraan om politicus te worden, om Rusland te redden van de 'tyrannie' waarin volgens hem Poetin en de zijnen het land dreigen te storten. Toen kondigde hij dit boek al aan, en hij is ook regelmatig in het nieuws als een van de sleutelfiguren van de oppositie; al is het maar omdat hij af en toe wordt vastgehouden door Poetins politie. How life imitates chess is een vreemd boek, dat niet weet wat het wil zijn: een autobiografie van Kasparov, een handleiding voor managers (Kasparov heeft regelmatig trainingen gegeven voor managers over hoe schaakstrategiën in het bedrijfsleven zoud

Marek van der Jagt. De geschiedenis van mijn kaalheid. Breda: De Geus, 2000.

Afbeelding
Ik voelde me onlangs genoodzaakt om tijdens een lunch een geïmproviseerd exposé te geven over het werk van Arnon Grunberg. Ik denk dat het was naar aanleiding van een prijs die hij kreeg voor Tirza . Door voor dit groepje onwetenden — 'Ik lees nooit Nederlandse literatuur', 'Voor mij is het opgehouden bij Gerard Reve', enz. — Grunbergs ontwikkeling samen te vatten, ontdekte ik een hiaat in mijn eigen kennis. Voor mij is Grunberg pas echt leesbaar geworden nadat hij als Marek van der Jagt gepubliceerd had. En ik ontdekte dat De geschiedenis van mijn kaalheid , de eerste Van der Jagt, de enige van Grunbergs romans was die ik nooit gelezen heb. Dat 'verzuim' heb ik nu goedgemaakt, door in de Leidse hortus op een middag flink door te lezen. En inderdaad blijkt dit boek zoals het omslag op gezag van Max Pam meldt, 'beter dan Grunberg', althans beter dan wat de schrijver voor 2000 had gepubliceerd. Menselijk contact bestaat niet in dit boek, althans de mens

Mao Zifu. kantoj de anteo. Novjorko (New York): Mondial, 2006.

Afbeelding
Ooit, meer dan vijfentwintig jaar geleden, was ik dertien en las ik een boekje dat Esperanto: Utopie of realiteit? heette. Het bracht me ertoe om Esperanto te leren, en van die taal ben ik nooit meer afgekomen. Een van de verhalen in dat boekje die me toen fascineerden, ging over dissidente Chinese dichters die in de gevangenis nog doorgingen met gedichten in het Esperanto te schrijven, op wc-papier dat de gevangenis uitgesmokkeld werd. Ik lees niet zoveel Esperanto meer, dat blijkt wel uit mijn verslagen op deze website , maar dé sensatie van vorig jaar heb ik nu dan toch gelezen: een bundel van een Chinees die misschien niet letterlijk in de gevangenis zit, maar dan toch wel is opgesloten in zijn lichaam. Mao Zifu werd in 1963 geboren "in een dorp ver weg" zoals hij zegt in de 'schets van de auteur' vooraan in deze bundel. Hij studeerde wiskunde, werd leraar en had enig succes als atleet toen hij in 1985 werd gegrepen door een tractor en raakte volledig verlamd. S

Stendhal. Le rouge et le noir. Paris: Gallimard, 1999 (1830).

Afbeelding
Al jaren, misschien al tientallen jaren, wil ik Stendhal lezen. Er zijn allerlei schrijvers die zijn werk op zo'n manier zo warm aanbevelen, dat die Stendhal wel iets voor mij moest zijn. Ik heb ook veel van zijn boeken gekocht, maar het kwam er nooit van om die boeken ook te lezen. Le rouge et le noir heb ik bijvoorbeeld inmiddels alweer minstens vijf jaar geleden gekocht. Ik ben er indertijd ook wel in begonnen, maar niet verder gekomen dan bladzijde 50 of daaromtrent — ik vond nog een briefje van vijf euro dat ik als boekenlegger gebruikt had. Nu heb ik dan wel doorgezet, en één van de mooiste boeken gevonden die ik ooit gelezen heb. Julien Sorel is een jongen van eenvoudige afkomst die eerst een verhouding krijgt met de vrouw van de dorpsburgemeester aan wiens kinderen hij Latijnse les geeft, en daarna met de dochter van een markies van wie hij de dorpssecretaris is. De laatste maakt hij zwanger, en zij wil ook met hem trouwen, maar een brief van zijn eerste minnares komt alle

Rob Schouten. Spijsamen. Amsterdam: Arbeiderspers, 2007

Als je snel bidt voor het eten, dan zeg je (herezegedeze) spijsamen . Misschien zijn de gedichten in deze bundel snelle gedichten voor het eten; er gaan er in ieder geval wel een paar over God. Ze zijn heel mooi uitgeven, met een kaft waarvan je een flap helemaal om de voorkant heen kunt vouwen, zodat de bundel eigenlijk twee ruggen heeft, en een c en een s die allebei consequent een hulplijntje krijgen (behalve in de naam Schouten op de voorkant) die ze met de volgende letter verbindt. Soms zijn de gedichten wel erg spreektalig, zoals het C. Buddingh'-achtige Troost (Laat ons de Turken dankbaar zijn / die ons eraan verslaafden,/al las ik bij hun eigen Oktay Rifat: / 'Hij zet beslist thee 's ochtends, net als ik.'), en vaak is hij wel wat erg bedaard, maar af en toe is hij mooi weemoedig, bijna ouderwets: In de duinen bij IJmuiden denk ik: ik ga van nu af leven zoals vroeger, met woorden als rechtvaardigheid en plotse lichte plekken in een bos, iemand schrijft me e

Bruce Clark. Twice a stranger. How mass expulsion forged Modern Greece and Turkey. London: Granta Books, 2007 (2006).

Na jaren van bloedige oorlog kwamen de jonge Turkse generaal Mustafa Kemal (later genaamd Ataturk) en de Griekse staatsman Eleftherios Venizelos in de vroege jaren twintig van de twintigste eeuw overeen dat er maar één uitweg was. De twee jonge landen moesten hun bevolking uitruilen. Zo moesten meer dan een miljoen orthodoxe christenen weg uit Turkije, en ruim een half miljoen moslims uit Griekenland. Die mensen spraken vaak de taal van het land waar ze soms al tientallen generaties woonden, en deelden ook verder alle gebruiken met hun buren, behalve het geloof. In het nieuwe land, hun 'eigenlijke' vaderland werden ze daarom ook vaak op een vreemde manier aangekeken. Bruce Clark is een voormalig journalist bij de Economist en hij heeft met Twice a stranger een boek geschreven waar ik veel uit heb geleerd. Hij laat uitvoerig zien hoe we zowel Griekenland als Turkije alleen maar kunnen zien als het gevolg van die enorme uitwisseling. Griekenland had maar ongeveer vier miljoen i

Ilja Leonard Pfeijffer. Het ware leven, een roman. Amsterdam: Arbeiderspers, 2006.

Een dikke dichter met een snorretje en een sik, een wat verlegen man die de luidruchtige bohémien moet uithangen, schrijft een roman. Net als een jonge veertiger, een vrouw die het ware leven niet langer in Leiden zoekt, maar in Napels. En net als Dan Brown. En net als iedereen. We leven allemaal verhalen: ieder mens lijkt zijn eigen verhaal te hebben bedacht en daar zo goed mogelijk naar te leven. Iedere gebeurtenis moet betekenis hebben in dat verhaal. Tegelijkertijd kun je je soms opgesloten voelen in die roman van je leven. Ook als je een dikke dichter bent met een snorretje en een sik. Wat een prachtig boek is dit: virtuoos, erudiet, intelligent en ontroerend. Wel dertig vertellers (of zoiets) komen er aan het woord en samen vertolken ze uiteindelijk iedere gedachte die je zou kunnen hebben over het ware leven -- inclusief iedere denkbare kritiek erop. Nou ja, iedere denkbare kritiek. Als je de recensie leest die op het Internet staan, valt bovendien op hoe slecht het boek eigenli

Willem Frederik Hermans. De laatste resten tropisch Nederland. Amsterdam: De Bezige Bij, 1970 (1969).

Begin 1969 maakte W.F. Hermans een reisje naar de 'overzeese gebiedsdelen': hij reisde samen met zijn vrouw door Suriname en de beneden- en bovenwindse eilanden. Hij gaf er een paar lezingen, sprak er met allerlei mensen en schreef deze reportage. De overzeese gebieden hadden Hermans' hart gestolen. Het boek begint met authentiek gemopper over de Nederlandse stichting die de reis moest regelen en die alleen maar bestaat uit 'doctorandussen' die nooit eens iets goed regelen. Maar over de chaotische toestanden overzee is Hermans vooral goedgemutst: in slapstick-achtige verhalen vertelt hij hoe men iedere keer weer opnieuw in paniek raakt als hij arriveert, omdat men pas op het allerlaatst over zijn komst had gehoord en dan in allerijl een lezing moet improviseren in een zaaltje waarvan niemand weet waar de sleutel zich precies bevindt. Uiteindelijk komt het allemaal goed, het publiek blijkt zeer te genieten van de beroemde schrijver, en hij van zijn publiek. Hermans v