Posts

Posts uit april, 2011 tonen

David Foster Wallace. Everything and more. A compact history of infinity. New York/London: Norton, 2010 (2003).

Afbeelding
Ik wist het niet toen ik het kocht, maar het blijkt algemeen aanvaard dat Everything and more mislukt is. De postmoderne fictieschrijver David Foster Wallace waagde zich zo'n tien jaar geleden aan een non-fictieboek over de wiskunde van oneindigheid, of eigenlijk vooral over de geschiedenis ervan: het boek houdt min of meer op bij Georg Cantor, en die is al sinds 1918 dood. Op internet zijn de negatieve recensies nog te vinden, vooral geschreven door andere populair-wetenschappelijke schrijvers over wiskunde: met kritiek op de wiskundige fouten en op de stijl van Foster Wallace. Zo groot is de kritiek dat aan deze uitgave, verschenen na de dood van de schrijver, een voorwoord is toegevoegd van de science-fictionschrijver Neal Stephenson, die probeert het uit te leggen. Inderdaad is Everything and more lezen een avontuur. Voor een belangrijk deel lijkt het meer te gaan over de onmogelijkheid om non-fictie te schrijven. Nooit heb ik bijvoorbeeld iemand zo expliciet zien worstelen

Alessandro Manzoni. De verloofden. Amsterdam: Athenaeum-Polak & Van Gennep, 2004 (1827)

Afbeelding
Vertaling: Patty Krone en Yond Boeke Waarom wordt er eigenlijk nooit meer goedmoedig gespot met de hebbelijkheden van gewone mensen, zoals dat in de negentiende eeuwse romans zo veel gebeurde? De doorlopende angst om zich in de nesten te werken van de dorpspastoor; de inspanningen van de man die bezoek krijgt van de kardinaal en dan ook eindelijk iets wil zeggen dat past bij het moment, maar niet veel verder komt dan 'dat spreekt!'; de kwebbelzucht van de huishoudster. Ze onderhouden een lezer aan het begin van de eenentwintigste eeuw nog steeds — waarom is het dan uit de romankunst verdwenen? Dat geldt ook voor interessante historische uitweidingen. In De verloofden staat bijvoorbeeld een uitgebreide beschouwing over een zeventiende-eeuwse pestepidemie in Milaan. Die beschouwing gaat in op de sociologie van zo'n epidemie: hoe de deskundigen eerst ontkennen dat er sprake kan zijn van pest, maar allerlei andere diagnoses verzinnen, en hoe ze later weigeren om toe te geven

G.H. Hardy. A Mathematician's Apology. University of Alberta Mathematical Sciences Society, 2005 (1940)

Afbeelding
Ik wist wel wie Hardy was, maar had nog nooit van zijn Apologie van de wiskundige gehoord tot er vorige week NRC Handelsblad een juichende recensie verscheen naar aanleiding van de Nederlandse vertaling. Al snel bleek het Engelse origineel gratis als pdf beschikbaar te zijn. Zo heb ik dan inderdaad kennis kunnen maken met een heel fraai geschreven, elegant boekje, zo'n boekje waar je vooral als je zelf ook iets doet dat de meeste mensen nutteloos vinden doorlopend bij wil roepen: 'ja, zo is het!' en 'zie je nu wel!' Want wiskunde moet je doen omdat je er goed in bent, omdat het mooi is en omdat het een aspect van de werkelijkheid beschrijft — namelijk de wiskundige werkelijkheid. Hardy kon toen hij het boekje schreef zelf naar zijn eigen oordeel geen wiskunde meer doen - daar was hij te oud voor - maar hij kon zijn vak nog wel verdedigen, vooral tegen degenen die 'nut' verlangden van de Oxford don , en dat verdedigen deed hij met verve. Toch wringt er ie

William Shakespeare. Antony and Cleopatra. London: BBC, 1980 (1603)

Afbeelding
Ik weet dat er heel veel theorieën, wilde theorieën, zijn over de herkomst van Shakespeare. Ik weet niet of ooit ook weleens is voorgesteld dat hij eigenlijk een buitenlander was. Terwijl dat toch voor de hand ligt. In veel van zijn stukken speelt een buitenlander of iemand die uit het buitenland speelt een rol - Jago, Caliban, Hamlet die uit Wittemberg komt, en natuurlijk alle koningsdrama's waarin tussen Engeland en Frankrijk heen en weer wordt gereisd. Shylock is ook van exotische origine, de Montagues en de Capulets wonen weliswaar in dezelfde stad, maar zijn elkaar toch ook vreemd. En hier hebben we dan Cleopatra, de Egyptische koningin (ze wordt door anderen vaak 'Egypt' genoemd) en Antony, de man die heen en weer geslingerd wordt door de liefde die Egypte hem biedt en de koele politiek van Rome. Ik heb onlangs een biografie van Augustus gelezen waarvan de auteur zich, net als Shakespeare, vooral op Plutarchus heeft verlaten waar het deze geschiedenis betrof. Het ve

Ingeborg Bachmann. Paul Celan. Herzzeit. Frankfurt am Main: Suhrkamp, 2009.

Afbeelding
Een van de treffendste brieven in deze bundel niet van een van de auteurs op de omslag, maar van Max Frisch. Frisch was de man van de dichteres Ingeborg Bachmann en Bachmann had ooit een relatie met de dichter Paul Celan — een relatie die, zo leer je uit dit boek, misschien wel nooit helemaal ophield. Bachmann en Celan waren allebei gekwelde zielen, en vooral Celan was door de oorlog, waarin zijn familie was uitgeroeid, diep gekwetst. Op een zeker moment kreeg Celan een negatieve recensie, waarin hem steriliteit werd verweten en dat zijn gedichten net niet mooi genoeg zouden zijn, maar ook dat zijn taalgebruik misschien "verklaarbaar was door zijn afkomst". Celan reageerde als door een slang gebeten, omdat hij in dat bijzinnetje antisemitisme zag. Hij schreef daarover een brief aan allerlei mensen, waaronder aan Max Frisch, hoewel hij die nauwelijks kende. Max Frisch vond het moeilijk om op die brief te antwoorden -- twee versies zijn opgenomen in het boek. Wat wilde Celan v