Tore Janson. Latijn. Cultuur, geschiedenis en taal

Tore Janson. Latijn. Cultuur, geschiedenis en taal. Amsterdam: AUP/Salomé, 2004.
Tore Janson vond de Romeinen, en trouwens de meeste mensen, vreselijk, maar het Latijn vindt hij prachtig. Hij schrijft zo enthousiast over de geschiedenis van die verschrikkelijke lui van het heden tot ergens in de zeventiende eeuw, dat je zin krijgt om weer wat gedichten van ze te lezen. Wat dan weer jammer is: dat hij de hele tijd tussendoor je allerlei Latijn wil aanleren, dat hij bij elk woord dat hij tegenkomt, even stilstaat om uit te leggen wat het betekent (femina betekent 'vrouw', dames en heren) en welke woorden in Europese talen er allemaal mee verwant zijn (femme, femininistisch, feminien). De zin van het derde hoofdstuk, waarin enkele grammaticale regels van het Latijn op een rijtje worden gezet, ontgaat me zelfs volledig: dat is een taai, heel schools stuk, waarin nauwelijks moeite wordt gedaan om een en ander aantrekkelijk te maken. Janson schrijft beter over de mensen die hij verafschuwt dan van de taal waarvan hij zoveel houdt.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Paul Celan. Verzamelde gedichten. Amsterdam: Meulenhoff, 2003.

Walt Whitman. Leaves of Grass. Grasbladen. Amsterdam: Em. Querido, 2005 (1855).

Raoul de Jong. Jaguarman. Mijn vader, zijn vader en andere Surinaamse helden. Amsterdam: De Bezige Bij, 2020.