Piet Gerbrandy. Krang en zing. Amsterdam: Contact, 2006.

De vorige bundel van Piet Gerbrandy, Drievuldig, feilloos, vals, bewonderde ik, en dus was het logisch dat ik deze bundel kocht. En ook Krang en zing is weer een feest van taal:

Elke koude profeteert longkoorts elk
spasme is van leegloop elk ontschieten van laatst
vergeten de bode die grinnikt om jouw goedgelovigheid.

Dwing ik mij haar te willen stuit mij onlust in de maag.
Dring ik in slaap niet door droom ik vrieshelder van narcose.
Zoek ik vergeefs naar lemmata lexica weven vitrages
van ijs voor vensters die uitzien.

Ieder lekken van pis dioxine geclassificeerde
gevoelige data je iris je handlijn je geilheid
je genprent iedere doding op klaarlichte ochtend

opend luiken op totaalbrand op uiteindelijke lossing
van dilemmata en vragen en verdwijnen.

LEK

Toch ben ik deze keer niet zo onder de indruk als bij de vorige bundel. Waarom niet? Misschien wordt het allemaal wel een beetje veel; bij dit soort gedichten heb je voor lange tijd genoeg, maar hier staan er vijftig in of daaromtrent. Om dat allemaal goed tot je te laten doordringen, zou je een paar maanden in dezelfde bundel moeten blijven lezen, en daar ben ik te onrustig voor. Maar er is meer: de bundel is ook wel erg geconstrueerd. Elk gedicht eindigt met een groot gedrukt eenlettergrepig woord — dat je bijvoorbeeld kunt lezen als een imperatief — dat functioneert als een omgekeerde titel; er zijn verschillende afdelingen, die omsloten worden door meerlettergrepige woorden en Latijnse citaten. Dat is wel een beetje erg kunstzinnig, en er zijn weinig momenten voor gevoelsuitstortingen: er is iets te veel krang in de bundel, en net iets te weinig zing.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Paul Celan. Verzamelde gedichten. Amsterdam: Meulenhoff, 2003.

Walt Whitman. Leaves of Grass. Grasbladen. Amsterdam: Em. Querido, 2005 (1855).

Raoul de Jong. Jaguarman. Mijn vader, zijn vader en andere Surinaamse helden. Amsterdam: De Bezige Bij, 2020.