Leo Vroman. Misschien tot morgen. Dagboek 2003-2006. Amsterdam: Querido, 2006.
Op de omslag van dit dikke dagboek staat een foto die Leo Vroman, geboren in 1915 en dus ruim vijftig jaar ouder dan ik, onlangs van zichzelf gemaakt heeft: zijn hoofd, zijn naakte borstkas, zijn hand die een digitale camera vasthoudt. Die foto is de kortst mogelijke samenvatting van dit dagboek, dat vooral aantrekkelijk is omdat de auteur zo'n sympathieke en zo'n inspirerende man is, iemand die zichzelf is en tegelijkertijd nieuwsgierig genoeg naar de buitenwereld om zich ook nieuwe technieken eigen te willen kunnen maken. Ik heb er maanden over gedaan om dit boek te lezen: af en toe een stukje. Daar zitten heel mooie stukjes bij; een brief bijvoorbeld, die Vroman op 18 mei 2005 (ik las toen Stars en bars van William Boyd) schreef aan de mensen van 2160, op verzoek van de redactie van Dietsche Warande en Belfort : Beste Mensen van 2160, Het spijt me dat ik jullie taal niet spreek maar alleen een paar dode talen. En we zijn natuurlijk ver bij jullie beschaving achter, al zijn ...