Karl Popper. Unended Quest An Intellectual Autobiography. London: Routledge, 2009 (1992).
Hij probeert het wel, in de eerste bladzijden van het boek vertelt hij nog wel wat over zijn ouders, al is het niet veel. Maar al heel snel geeft hij het allemaal op en wijdt zich alleen nog maar aan zijn werk en zijn ideeën. Zelfs die behandelt hij trouwens niet autobiografisch; over de manier waarop ze tot stand kwamen of zich ontwikkelden, komt de lezer maar weinig te weten. Het is alsof ook die ontwikkeling er voor de bejaarde Popper niet toe deed. Hij keek namelijk niet terug, hij probeerde alleen maar nog steeds dieper te kijken.
Wat een genot moet het zijn geweest om zo van denken te houden. En dan zo goed en zo helder te kunnen denken. Poppers ideeën over wetenschap en over de samenleving zijn vanuit een bepaald oogpunt weinig spectaculair en tegelijkertijd zo precies juist als weinig gedachten van anderen.
Mensen vinden Popper daarom weleens saai. Ik kan me herinneren dat W.F. Hermans zoiets weleens gezegd zou hebben (die daarom de voorkeur gaf aan Wittgenstein) en in ieder geval zei een Facebook-vriend het onlangs tegen mij toen ik opmerkte dat Popper de redelijkste mens ooit was: zou je dat willen zijn, de redelijkste mens ooit?
Ik geloof dat ik dat inderdaad best zou willen zijn. Het lijkt me ook helemaal niet saai, zo zeer samenvallen met zulk goed werk.
Reacties