Federico García Lorca. Zigeunerromances. Amsterdam: Meulenhoff, 1997 (1924-1927).
Vertaler: Bart Vonck Antoni Torres Herredía, zoon en kleinzoon van Camborio's, trekt met een wilgentwijg in zijn hand, naar Sevilla, naar het stierengevecht. Met zijn olijfhuid van groene maan stapt hij traag en zwierig. Zijn zwartglanzende krullen fonkelen tussen zijn ogen. Dat zijn de eerste regels van Gevangenneming van Antoñito el Camborio op de weg naar Sevilla, de veertiende romance uit Zigeunerromances, in de vertaling van Bart Vonck. Dat is bij mijn weten de enige Nederlandse vertaling van deze gedichten, of dit gedicht, hoe zeg je dat. Het is een andere wereld. Dan bedoel ik niet dat ik niet in een wereld leef waar men met wilgentwijgen naar Sevilla trekt, maar niet in een wereld waarin een dichter probeert zulke beelden, zulke oerbeelden te vatten, om uit te drukken wat 'Spaansheid' is, om te zeggen dat de mannen zwarte krullen hebben en een olijfkleurige huid. Het zijn gedichten als de vele vele tekeningen die Picasso maakte van stierengevechten, ...