Willem Elsschot. Kaas. Amsterdam: Athenaeum -Polak & Van Gennep, 2008 (1933).
Aan het eind van zijn essay, dat achterin mijn uitgave van Kaas is opgenomen, zegt Grunberg zelfs dat hij vermoedt dat die Laarmans in het boek weliswaar kaas verkoopt (volvette Edammer), maar dat dit net zo goed vrouwenvlees zou kunnen zijn. Waar hij (Grunberg) dat vrouwenvlees vandaan haalt, zegt hij er niet bij.
Ik zie in Kaas toch niet veel meer dan een novelle over iemand die op middelbare leeftijd het idee in zijn hoofd krijgt volvette Edammers te gaan verkopen, maar vervolgens zozeer bezig is met het treffen van de voorbereidingen -- hij steekt meer tijd in het kopen van een bureau dan in het verkopen van die kazen -- dat hij uiteindelijk de moed maar opgeeft. Het is vlot en modern en leesbaar opgeschreven, dat is allemaal waar.
Misschien is een teken van de peilloze oppervlakkigheid waaraan ik lijd. Als ik niet had geweten dat Kaas een meesterwerk was (en als ik Lijmen/Het been niet prachtig had gevonden) had ik vast ook plezier gehad aan Kaas. Maar dat het voor sommige lezers een grote tragedie zou herbergen, had ik niet gezien.
Het mooiste vind ik misschien nog wel de onnadrukkelijke aandacht die er uitgaat naar de familie: het gemis van het zojuist overleden moedertje, bijvoorbeeld, en de liefdevolle manier waarop Laarmans vertelt over het gekibbel van zijn eigen kinderen. Het boek eindigt met de zinnen "Brave, beste kinderen. Lieve, lieve vrouw." Je zou dat kunnen lezen als bijzonder wrang cynisme, maar ik geloof dat ik het als de boodschap zie. Al dat gedoe om iets of iemand te worden in de wereld - uiteindelijk moet je het hebben van je naasten.
(Zie Koen van weblog Quis leget haec voor een andere mening.
Reacties