Jan Postma. Vroege werken. Amsterdam: Das Mag, 2017.

In een van zijn essays in Vroege werken zit Jan Postma op zijn veranda in Amerika, en dan ziet hij twee vrouwen op straat in gesprek:
Een van hen, ik noem haar Leslie, is blond en heeft een hond en een kind van een jaar of anderhalf. Ze is op weg naar houders in San Antonio. De ander, die ik in gedachten Erin doop, heeft kort donker haar en een kleine gitaar. 
Die korte passage geeft de essays van Postma: het talent om waar te nemen, vooral visueel; de hond (er komen regelmatig honden voorbij in deze essays). Maar ook de vreemde mededeling dat Postma kennelijk zodra hij twee vrouwen ziet, deze vrouwen nogal specifieke namen geeft. Die namen komen later goed van pas, omdat Postma die vrouwen allerlei dingen ziet doe en hij dan niet 'de blonde' en 'de donkere' hoeft te zeggen.

De lezer kan zich niet helemaal onttrekken aan de gedachte dat die namen 'in gedachten' misschien wel vooral om die stilistische redenen gegeven worden. En dat komt helaas vaker voor: deze essays gaan heel erg over een essayist, iemand die het leven leeft als een essay.

Dat zou interessant kunnen zijn, als het gethematiseerd werd, maar dat gebeurt jammer genoeg niet. Zoals de smaak van Postma naar mijn idee nogal keurig is: Joseph Brodsky, Zadie Smith en Mark Steinmetz. Ja, allemaal mensen die hun carrière uiteindelijk vooral in Amerika hebben gemaakt. Postma beschrijft zijn mateloze bewondering voor die mensen, maar er zijn geloof ik weinig essayisten die deze mensen niet mateloos bewonderen.

De stukken zijn heus goed geschreven, en Postma tast oprecht, zoekt oprecht. Misschien zijn deze Vroege werken nog wat te vroeg.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Paul Celan. Verzamelde gedichten. Amsterdam: Meulenhoff, 2003.

Walt Whitman. Leaves of Grass. Grasbladen. Amsterdam: Em. Querido, 2005 (1855).

Raoul de Jong. Jaguarman. Mijn vader, zijn vader en andere Surinaamse helden. Amsterdam: De Bezige Bij, 2020.