Lale Gül. Ik ben vrij. Prometheus, 2024.

 


Net als haar eerste boek Ik ga leven kan ik Lale Güls tweede, Ik ben vrij, alleen maar lezen als een brief aan haar moeder. 

Het boek is op een bepaalde manier een overpeinzing van de vrijheid. Op de avond dat Gül bij het tv-programma Op1 kwam vertellen over Ik ga leven, werd ze vrij. Haar familie was woedend: allerlei ooms en neven en tantes en nichten waren na afloop van de uitzending naar Güls ouderlijk huis gekomen om hun verontwaardiging te laten blijken over zoveel ontering van de godsdienst, en van de familie. Ze voelde zich er zo bedreigd, dat ze besloot te doen wat ze al veel eerder had willen doen – ze vertrok. 

Vervolgens werd ze verstoten, wat de band nog definitiever brak. En omdat Ik ga leven meteen goed verkocht, kon ze zich de breuk ook financieel permitteren.

Daarna zag ze haar ouders al heel lang niet meer. Met haar vader had ze, krijg je de indruk, nog wel een band kunnen opbouwen, maar haar moeder is radicaler, feller, onverzoenlijker. Haar moeder is, kortom, veel meer zoals Lale zelf.

In het dikke, radicale, felle, bij vlagen onverzoenlijke boek dat Ik ben vrij is, staan af en toe passages die ineens vol tederheid zijn, voor de moeder van de jeugd, hoe ze lekkere dingen voor de kinderen maakte, hoe ze zorgde. Wat een warme band ze had met Lale.

Er komen ook allerlei andere passages voor waarin Gül afgeeft op haar moeder, op haar gebrek aan geletterdheid, op haar vroomheid. Gretig laat Lale Gül zien hoe haar leven nu is, met drank, en dates, en alles wat Allah verboden heeft. Er komt, net als in Ik ga leven, een heel expliciete seksscene in voor, in een swingersclub nota bene, waarvan ik me eigenlijk alleen maar voor kan stellen dat de dochter zou willen dat de moeder die zag. Om hoe geshockeerd ze erdoor zou zijn, maar uiteindelijk misschien nog wel meer: om het diepe verlangen van Lale dat haar moeder haar ziet, zoals ze werkelijk is.

Nog veel meer dan in haar eerste boek valt hier Güls nietsontziende eerlijkheid op. Er staan gesprekken in, met haar zus, met een vriend, met haar partner, waarin ze heel luidkeels en parmant haar mening naar voren brengt, maar dat helemaal niet altijd krijgt, niet van haar gesprekspartner, en ook niet van de lezer. Zoals ze sowieso geen enkele moeite heeft om haar zwakke kanten te laten zien, hoeveel ze verder ook opschept over zichzelf – of misschien is zelfs dat opscheppen wel een van haar zwakke kanten. Op zeker moment laat ze iemand over haar zeggen hoe bescheiden ze is.

Ik ben vrij is een zelfonderzoek zoals die in het Nederlands niet veel geschreven zijn.

En daar steek je als lezer ook wel het een en ander van op. Er staan natuurlijk veel tirades in tegen het geloof en tegen de Turkse cultuur, maar je ziet tegelijkertijd hoe je als buitenstaander misschien allerlei nuances kunt aanbrengen maar hoe een jong getalenteerd mens dat moet constateren hoe dat geloof en die cultuur tegen haar zin haar leven hebben bepaald, niet anders kan dan erop afgeven. En hoe die zaken mensen ook echt op een onacceptabele manier beknellen.

Ik ben helemaal niet zo atheïstisch, maar af en toe kwam mijn innerlijke atheïst hier toch wel naar boven. Nu al benieuwd naar het volgende deel in wat vast een trilogie gaat worden.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Het eerste kwart: Lize Spit, Het smelt

Safae el Khannoussi. Oroppa. Pluim, 2024.

Freek Van de Velde. Wat taal verraadt. Een kleine geschiedenis van brein tot beschaving. Lannoo Campus, 2024.