Posts

Posts uit augustus, 2011 tonen

William Shakespeare. The Tempest. London: BBC, 1980 (1610-1611)

Afbeelding
Wat is tijdloosheid van een kunstwerk? The Tempest is vierhonderd jaar geleden. Je kunt toch niet in gemoede volhouden dat het "ook gisteren" geschreven had kunnen zijn, en ik geloof ook niet dat een schrijver die zoiets nu zou produceren, succes zou hebben. (In ieder geval zouden dan van allerlei stijlmiddelen die hij gebruikt, uitgebreide analyses gemaakt worden. En bij het grote publiek zou hij zeker geen succes hebben.) Aan die definities van tijdloosheid voldoet Shakespeare dus in ieder geval niet. Maar aan de andere kant kan het stuk je nog steeds een prettige middag geven. Datzelfde geldt trouwens voor de uitvoering die ik heb gezien: hij stamt uit 1980 en dat kun je ook wel zien (de 'magische effecten' van de geest Ariel die uit het niets verdwijnt en verschijnt zijn een beetje potsierlijk, de haardracht van sommige figuren is niet helemaal geloofwaardig), maar dat stoort uiteindelijk niet. Ik geloof trouwens dat iedere voorstelling van The Tempest waarbij d

Giuseppina Tripodi. La lezione di Rita Levi-Montalcini. Rizzoli, 2011.

Afbeelding
Rita Levi-Montalcini is een legende: ze won in 1986 de Nobelprijs voor de geneeskunde, ze is nog steeds actief als (levenslang) senator in Italië, en laat haar 102-jarige stem daar ook nog geregeld luid en duidelijk horen in het publieke debat. Ze zet zich in voor de goede zaak, en een paar jaar geleden heeft ze een stichting opgezet om vrouwen in de Derde Wereld (met name in Afrika) te helpen zichzelf te ontwikkelen. Ze is, kortom, een voorbeeld van hoe een intellectueel zou moeten zijn: intelligent en betrokken op de wereld. Sinds veertig jaar heeft Levi-Montalcini een persoonlijk assistente, Giuseppina Tripodi. Deze heeft nu een boek over haar baas geschreven, en het is met gemak het bizarste boek dat ik de afgelopen tijd gelezen heb. Dat komt doordat Tripodi zo'n eigenaardige relatie met haar baas heeft, zo'n grenzeloze bewondering, en doordat er kennelijk bij de toch vooraanstaande uitgeverij Rizzoli zo'n behoefte was aan een boek dat men bereid was het 'essay&#

Dik van der Meulen. Multatuli. Leven en werk van Eduard Douwes Dekker. Amsterdam: Boom, 2010 (2002).

Afbeelding
Het zal toch niet waar zijn dat Multatuli langzaam maar zeker vergeten wordt? Het feit dat Max Havelaar vorig jaar 150 jaar geleden verschenen is, is weliswaar een beetje gevierd, maar niet zo grootscheeps als je misschien zou verwachten: ik herinner me geen aankondigingen van tv-programma's (al was het maar Max Havelaar. De musical , geen speciale bijlage van NRC Handelsblad , geen grootschalig Multatuli-feest hier in Leiden. De laatste twee nieuwtjes op website van het Multatuli-museum in Amsterdam stammen uit april 2010 (en het nieuwtje daarvoor uit september 2009). Aan Dik van der Meulen ligt het in ieder geval niet. Hij publiceerde in 2002 zijn biografie over Multatuli en is volgens Google nog steeds met de man bezig. En die biografie, die ik nu in een elektronische editie gelezen heb, zet in ieder geval aan tot meer lezen: vooral van de Minnebrieven . Die heb ik als scholier gelezen, maar Van der Meulen beveelt ze zo nadrukkelijk op een aantal plaatsen in zijn boek aan al

Neil Gaiman. American Gods. Headline, 2001

Afbeelding
Je moet alles in je leven een keer geprobeerd hebben? Neil Gaiman is een van de succesvolste auteurs in het fantasy genre; moet je ooit weleens een boek van Neil Gaiman gelezen hebben? Laat ik het proberen, dacht ik. American Gods vertelt het verhaal van een Amerikaan, Shadow, die net uit de gevangenis is vrijgelaten en in aanraking komt met een groep goden, onder aanvoering van Wodan. Die goden zijn ooit meegekomen met de immigranten naar Amerika, maar inmiddels vrijwel vergeten. Inmiddels zijn er andere goden opgestaan, goden van de televisie, of het geld, of de auto. De oude en de nieuwe goden strijden een modern episch gevecht. Waar ligt het aan dat ik zo geworsteld heb met American Gods ? Niet met het gegeven, denk ik. Het is een beetje flauw, het ligt er een beetje dik bovenop (maar dit was dan ook een samenvatting in enkele regels van een pocketbook van ruim 600 bladzijden), het is geen thematiek die mij diep in mijn ziel raakt, ik hou niet zo van sprookjes, maar aan de an

Plato. Feest / Feest / Euthyfron / Sokrates' verdediging / Kriton / Faidon. Amsterdam: Athenaeum, 2009 (4e eeuw vChr.)

Afbeelding
Vertaling: Gerard Koolschijn Socrates moet aantrekkelijk zijn geweest voor de jonge, opstandige aristocratische jeugd van Athene. Hun toekomst, een toekomst waarin zij vanwege hun afkomst vanzelfsprekend de macht zouden hebben, was hun ontnomen door de nieuw ingestelde democratie. Hier was iemand die hun nieuwe argumenten aanreikte waarom zij de baas zouden moeten zijn - niet de adel van geboorte, maar de adel van de geest, die toevallig vooral veel voorkwam bij degenen die de eerste adel al hadden. Hier was iemand die hun redenen aanreikten om de gewone burger belachelijk te vinden, en de zittende macht ook — zij hadden geen idee hoe de zaken 'eigenlijk' in elkaar zaten —, en ook een methode om die belachelijkheid aan te tonen — de 'Socratische' methode. Hier was iemand die door de burgerij werd gehaat en die zij dus omarmden. Socrates moet bovendien slim zijn geweest. Vijfentwintighonderd jaar na dato spat de intelligentie nog van de pagina's af. Hij had een

Nikolaj Gogol. Dode zielen. Amsterdam: Van Oorschot, 2009 (1842))

Afbeelding
Vertaling: Charles B. Timmer De meeste lezers zijn het er geloof ik wel over eens dat van de Divina Commedia vooral of zelfs alleen het eerste deel, de Hel , echt leesbaar is. Het is daarom heel verbazingwekkend dat iemand ooit het plan zou opvatten om een werk te schrijven met dezelfde structuur. Nikolaj Gogol had dat idee kennelijk wel ooit, maar hij is na het eerste deel, zijn eigen Hel , heel toepasselijk genaamd Dode zielen , gestrand. Dat die andere delen er niet gekomen zijn, is dus waarschijnlijk niet erg. Dankzij Dode zielen zullen we ons Gogol blijven herinneren. De slechtheid van de mens is nu eenmaal een veel prettiger onderwerp dan zijn goedheid. Ik weet eigenlijk niet precies waarom. Ja, omdat goedheid saai is en slechtheid niet - maar dat verlegt alleen maar de vraag, want waarom is dat eigenlijk het geval? Je kunt toch op net zoveel verschillende manieren goed zijn als dat je slecht kunt zijn. Het vernuft dat Tsjitsjikow steekt in zijn wat geheimzinnige project om

Mark Twain. The Adventures of Huckleberry Finn.

Afbeelding
Heel veel literatuur gaat over verhalen, heel veel literatuur gaat vooral over de manier waarop mensen zich bizar gaan gedragen omdat ze in boeken gelezen hebben dat het zo hoort: Don Quichotte en Madame Bovary zijn de bekendste voorbeelden, maar Tom Sawyer is er ook een. Hij wil alles volgens het boekje doen, dat wil in zijn geval zeggen: avonturenromans. En dat betekent weer dat alles zo ingewikkeld mogelijk moet gebeuren, precies volgens het boekje. Als de oude Jim uit zijn gevangenschap bevrijd moet worden, mag hij niet zomaar door de deur naar buiten lopen, maar hij moet per se eerst enkele wanhopige kreten in stenen bijtelen en daarna zich een weg naar buiten graven. Tom Sawyer is niet de held van The Adventures of Huckleberry Finn — de titel zegt het al. Sterker nog, als Tom opduikt, wordt het boek een beetje vervelend, vooral omdat het daarvoor zo geslaagd was, met die ontroerende, subtiele schets van de relatie tussen Huck Finn en de 'neger' Jim. Huck die eigenlijk

Gregson Davis. The Blackwell Companion to Horace. Oxford: Wiley-Blackwell, 2010.

Afbeelding
Meer dan vijfentwintig jaar geleden besloot meneer Ubachs dat Horatius mijn favoriete Latijnse dichter was. Hoewel ik achteraf betwijfel of een volledig profiel van mijn persoonlijkheid was meegenomen in dat oordeel, is het een self-fulfilling prophecy gebleken, ik ben altijd meer geīnteresseerd geweest in Horatius dan in andere dichters, ik weet daarom meer van zijn leven en werk dan van anderen, en ik kan het werk daarom beter appreciëren. Aan de andere kant ben ik onlangs begonnen aan de tamelijk recente Nederlandse vertaling van het werk door Piet Schrijvers en ik merkte dat ik vooral voor de delen van het oeuvre dat ik niet zo goed kende - zoals de zogenoemde Epoden - wel wat meer achtergrond informatie nodig had dan dit boek gaf. Ik besloot het dan ook serieus aan te pakken en las nu, bij wijze van inleiding, de ruim 400 pagina's aan geleerde beschouwingen in The Blackwell Companion to Horace (ik ben zelf hoofdredacteur van een Blackwell Companion to Phonology). Ik heb vee

Henrik Ibsen. A Doll's House. Gutenberg.org, 2001

Afbeelding
Nora woont, een negentiende-eeuwse vrouw,haar hele leven in een poppenhuis. Ze is de pop van haar vader, die precies de gewenste dingen doet en de gewenste opinies heeft, tot haar huwelijk. Daarna wordt ze de pop van haar man, het wat domme gansje dat voor hem de Tarantella danst en wiens enige onafhankelijkheid eruit bestaat dat ze zogenaamd niet met geld om kan gaan. Tot haar ineens de schellen van de ogen vallen, als haar man hun onderlinge relatie altijd verkeerd beoordeeld blijkt te hebben, en ze besluit om een eigen leven te gaan leiden,weguit het poppenhuis. Wat mij vooral opviel toen ikdit stuk weer eens herlas: hoe spannend het is. Ook al weet je precies hoe het allemaal afloopt, en al weet je zelfs dat het einde waar Nora bang voor is - dat haar man erachter komt dat ze een zakelijke transactie gesloten heeft - uiteindelijk voor haar een zegen zal zijn, toch leef je met haar mee: oh, als hij die brief maar niet opent! Dat verlangen wordt bijna onverdraaglijk, ook voor de l

Aris Fioretos. De laatste Griek. Amsterdam: Querido, 2011.

Afbeelding
Vertaling: Hans Peter Westin Een Britse criticus observeerde vorig jaar in een bespreking van het werk van de Turkse Nobelprijswinnaar Orhan Pamuk dat deze schrijft in een 'literair Esperanto': een schrijfkunst die niet duidelijk geworteld is inde eigen (voor Pamuk Turkse) tradities, maar die herkenbaar is voor een internationale lezersschaar: een beetje magisch realisme, een verhevigde, exotisch gemaakte sfeertekening van 'lokale' excentriciteiten die door hun fantastische eigenschappen toch ook net zo goed ergens anders geplaatst zouden kunnen worden, enzovoorts. De laatste Griek is keurig in dat literaire register geschreven. De personen hebben allerlei eigenaardige ideeën over bijvoorbeeld de tijd (dat er best meerdere vrijdagen in een week kunnen zitten) die me minder met de Griekse cultuur te maken lijken te hebben dan met de nalatenschap van García Marquez. Het boek is heel fragmentarisch opgebouwd en bovendien in een ingewikkelde constructie - het is zogena

Kakuzo Okakura. The Book of Tea. Project Gutenberg, 2001 (1906)

Afbeelding
Er gaat niets boven een kop thee. De zogenoemde 'theemeesters' in Japan ontwikkelden een ritueel voor het serveren van thee dat volgens Kakuzo Okakura nauwe banden vertoont met het Taoïsme en met Zen. De thee wordt geserveeerd in een aparte Theems er, die liefst los staat van het huis. De theemeester heeft de kamer en het pad naar de kamer zorgvuldig schoongemaakt en de ruimte smaakvol gedecoreerd met bijvoorbeeld een eenvoudig maar passend bloemstuk. Zo zijn er pook allerlei regels over hoe men de ruimte binnentreedt, de thee maakt, enzovoort. Onderwijl zwijgt men. Okakura schreef zijn essay in 1906 om het 'theisme' uit te leggen aan westerlingen. Japan werd overspoeld et Westerse cultuur terwijl in Okakura 's ogen de eigen cultuur van het ogen geminacht werd. Hij stelde daar dit boekje tegenover, een kleinood, geschreven in heel elegant Engels: "Those of us who know not the secret of properly regulating pur own existence on this tumultuous sea of foolish tr

David Sedaris. Dress your family in corduroy and denim. Audible, 2004.

Afbeelding
David Sedaris ziet er verkeerd uit. Dit is nu het tweede audioboek dat ik van hem gehoord heb en er heeft zich in mij nu een duidelijk beeld van hem gevormd op basis van zijn stem en zijn verhalen. Dat beeld ligt het dichtst in de buurt van de Amerikaanse straatmuzikant die al tientallen jaren in Den Haag op zijn gitaar speelt, een bejaarde hippie die geloof ik Craig heet. Ik heb nu meerdere foto's van Sedaris gezien en weet dat hij er helemaal niet zo uitziet, hij heeft bijvoorbeeld geen sluik lang haar, maar een heel keurig voorkomen. En toch kom ik niet van dat beeld af. Ik luister naar Sedaris omdat hij de perfecte vakantieverhalen schrijft: ze zijn niet te lang, ze meanderen een beetje, ze zijn grappig op een charmante manier (er zit veel zelfspot bij, waarin hij zichzelf neerzet als een onuitstaanbaar verwend nest). Ik luister ernaar als het te warm is om te slapen en ik geen zin heb om een boek open te doen. Ik moet nu binnenkort misschien ook maar eens een boek van Sedaris

D.H. Lawrence. Women in love. Feedbooks, 2010 (1920)

Afbeelding
Ophouden met lezen in een boek voelt voor mij altijd minstens een beetle als een nederlaag. Er moet iets aan het boek zijn dat ik niet goed begrijp, ik moet tekortschieten tegenover de auteur, anders zou ik toch wel verdergaan? Ik had onlangs Sons and lovers met veel plezier en bewondering gelezen, het was een revelatie voor me geweest en ik wilde nog meer van die Lawrences lezen, een van zijn andere meesterwerken. Wat kon daar misgaan? Het ging mis. Ik ben tot ongeveer tweederde gekomen, maar ik merkte dat ik zozeer de pagina's tot het eind aan het aftellen was, dat zelfs de schaamte over het opgeven bij een erkend meesterwerk niet opwoog tegen het plezier dat ik mezelf gaf door te stoppen met lezen. Dat heb ik toen maar gedaan. Waar ligt zoiets nou aan. Misschien komt het doordat ik met Buddenbrooks gelezen heb, en daar kan weinig tegenop. Ook Sons and lovers zou ik nu waarschijnlijk minder mooi gevonden hebben. Maar er is ook echt iets in dit boek dat me niet bevalt: de hoof

Harry Mulisch. De aanslag. Amsterdam: De Bezige Bij, 2009 (1982)

Dertig jaar na verschijnen is De aanslag een klassieker in de Nederlandse literatuur en mij lijkt dat na dertig jaar ook terecht. Wanneer heb ik dit boek voor het eerst gelezen? In 1982 was ik nog net iets te jong, vermoed ik, maar het gebeurde wel op de middelbare school, dat wil zeggen, vóór 1986. Daarna heb ik het denk ik nog wel een keer of twee gelezen; ik weet niet meer of ik de film gezien heb. Ik heb er wel beelden van, maar die kunnen ook gekomen zijn uit een documentaire over Mulisch - een van de belden betreft het beeld van de schei er die geniet van het feit dat naar aanleiding van zijn fantasie nu een huis in de brand wordt gestoken. Dat zat in ieder geval niet in de film. Van het boek kon ik me meer herinneren. Ik zal wel niet de enige Nederlander zijn die op ieder willekeurig moment een adequate samenvatting kan gevenvan het plot, maar er waren ook een aantal details die ik nog wel in detail wist: de regelmatige verwijzingen naar tanden (het rijtje huizen waaruit een

Thomas Mann. Buddenbrooks. Verfall einer Familie. Berlin: S. Fischer Verlag, 2010 (1901)

Afbeelding
Thomas Mann was tweeëntwintig toen hij Buddenbrooks schreef en hij had alles gezien en nog veel meer gehoord. Hij had gekeken in de diepten van het verval, in de onmogelijkheid van voortdurende discipline, hij was in staat om een generatieconflict van alle mogelijke kanten te bekijken en hij kende alle registers van zijn moedertaal. De laatste telg van het geslacht Buddenbrooks, Hanno, heeft een aantal keer het gevoel dat hij de tjd zou willen kunnen stilzetten, terwijl hij tegelijkertijd nauwkeurig bijhoudt hoe lang er nog rest van de vakantie of het vredige tekenuur. Die ervaring had ik ook bij Buddenbrooks. Vrijwel iedere scène grijpt aan of boeit in ieder geval, vanaf de eerste tot en met de laatste bladzijde is het permanent raak, maar doorlopend hield ik bezorgd in de gaten hoeveel bladzijden ik nog mocht. Uiteindelijk heb ik vier vakantiedagen met Buddenbrooks doorgebracht, vier prachtige dagen die mijn leven verrijkten. Als alle leesdagen zo waren, zou een mens nooit iets ande

Vincent van der Noort. Getallen zijn je beste vrienden. Ontboezemingen van een nerd. Amsterdam: Athenaeum-Polak & Van Gennep, 2011.

Afbeelding
Wat moet het prettig zijn om Vincent van der Noort als wiskundeleraar te hebben! Zoals die man kan vertellen over zijn vak, over de wiskunde, hoe enthousiast hij is, hoe hij de lezer in dit boek allerlei uithoeken van zijn vak laat zien om uiteindelijk uit te komen bij een op het oog geavanceerd en volkomen abstract resultaat over symmetriegroepen en meerdimensionale ruimtes. De wiskunde is een vreemde discipline. Je bent doorlopend met zaken bezig die je andere mensen niet of nauwelijks kunt uitleggen. Dingen waarbij je zelf grote schoonheid ervaart, maar die een ander alleen kan zien als hij bereid is er heel veel moeite in te steken. En de meeste mensen zijn daar niet toe bereid. Nu heb je dat in andere wetenschappen natuurlijk ook, dat hetgene waar jij in gespecialiseerd bent alleen echt begrepen kan worden door andere specialisten. Maar in die andere vakken bestaat het ding dat je bestudeert ook nog buiten je vak om: er is ook taal buiten de taalkunde en natuur buiten de natuurku

P.F. Thomėse. Grillroom Jeruzalem. Amsterdam: Contact, 2011.

Afbeelding
Het aardige van recent verschenen boeken lezen, is dat je je oordeel een keer kunt leggen naast dat van beroepsrecensenten - mensen die voortdurend recent verschenen boeken lezen. Op een waarschijnlijk irrationele manier kijk ik altijd een beetje tegen dat soort mensen op. Die mensen moeten zo veel belezener zijn dan ik, moeten zoveel meer begrijpen van de letteren dan ik. Tegelijkertijd ben ik eigenwijs genoeg om mijn eigen oordeel niet bij het minste of geringste in het water te gooien. Dat levert soms interessante confrontaties op - interessant in ieder geval voor mijzelf. Vlak nadat ik Grillroom Jeruzalem op mijn ereader had uitgelezen, las ik een recensie van dat boek door Marja Pruis in een oude Groene die ik op vakantie had meegenomen. Ik had me verschrikkelijk geërgerd, aan de erbarmelijke stijl, de gemakzucht, het gebrek om iets echt te zien. Pruis daarentegen vindt bijna precies het omgekeerde: "Een journalistiek genre krijgt bij Thomèse een literair gezicht."