William Shakespeare. The Tempest. London: BBC, 1980 (1610-1611)
Ik bekeek hem gisteren weer een keer (ik heb hem een keer in het theater en een keer in de bioscoop gezien, ik heb hem minstens een keer gelezen en ik heb een audioversie die ik een aantal keer beluisterd heb), onder andere omdat er een grote 'tempest' woedde in het noord-oosten van Amerika (waarover wij in Nederland natuurlijk uitvoerig werden geïnformeerd, ook al gebeurden er nauwelijks rampen, zoals we nu eenmaal over alles in Amerika uitvoerig geïnformeerd worden. Maar dit terzijde.)
Ik geniet bij Shakespeare vooral van de verzen. Dat geldt vooral bij een stuk dat ik goed ken, zoals The Tempest, met ook nog eens allerlei zinnetjes die iedere geletterde uit zijn hoofd kent ("You taught me language; and my profit on't / Is, I know how to curse. ").
Elders op het internet lees ik dat The Tempest vooral wordt gezien als een stuk over het theater (en misschien zelfs als Shakespeares afscheid van zijn theaterkunsten) of, als goede tweede, als een stuk over het kolonialisme — wat te doen met de 'onbeschaafden' die men in Shakespeares tijd ineens tegenkwam in de nieuwe wereld. Dat is allemaal interessant genoeg, maar ik zie zo'n stuk toch vooral als een stuk over taal. Niet alleen omdat Prospero al zijn magische krachten uitoefent door taal en door wat hij zegt, maar ook doordat er anderszins zelden zoveel over taal gesproken wordt als door de personages in dit stuk. De 'wilde' Caliban krijgt, zoals uit het citaat hierboven al blijkt, als eerste geschenk van zijn nieuwe meester, de taal. De geliefden Miranda en Fernando houden betogen over hoe ontoereikend de taal is om hun gevoelens uit te drukken. Stephano raakt bijzonder in de war als het (eigenlijk uit Trinculo en Caliban bestaande) monster blijkt te kunnen praten. Taal is de hoogste uitingsvorm van beschaving, taal is magisch en kan van alles bewerkstelligen, en is uiteindelijk toch ontoereikend.
Reacties